Column: Dikke ik
Dikke ik. Filosoof Harry Kunneman introduceerde deze term in 2005 om daarmee onze tijdgeest te typeren. Het dikke ik heeft drie kenmerken: steeds dikker worden, jezelf dik maken en een dikke huid hebben. Figuurlijk bedoeld uiteraard.
Met het steeds dikker worden doelde hij op een leven van rupsje-nooit-genoeg. Een onmatige consumptie, waarbij het nooit genoeg hand in hand gaat met het nooit tevreden. Wie zich zo’n leven wil veroorloven, moet uiteraard presteren, het liefst excelleren. Jezelf dik maken dus. Daarmee kun je je eigen welvaart maximaliseren.
Daar zit wel een morele schaduwzijde aan. Het kan zo maar zijn dat dit ten koste van anderen gaat. Bijvoorbeeld elders in de wereld. Maar geen nood: daartegen helpt de dikke huid. Het gaat immers om individueel geluk van de autonome mens die uit zijn eigen leven haalt wat erin zit. ”Live life to the max.” En lukt het je niet, dan moet je vooral de schuld bij jezelf zoeken.
Premier Rutte hekelde in 2015 de grote-dikke-ikmentaliteit. Een egoïstische houding, waarbij het in het leven alleen om jezelf gaat, aangevuld met een gezonde dosis asocialiteit. Een moreel pleidooi voor fatsoen, hard werken en omzien naar een ander volgde.
Nu is het natuurlijk mooi om aandacht te vragen voor fatsoen en waarden en normen. Maar er is ook een diepere laag. Die van horizontaal denken en maakbaarheid. Het gaat om het hier en nu en een leven dat beheersbaar, controleerbaar en maakbaar is, waarbij ikzelf de regisseur ben die aan de knoppen draait. Of, zoals ik onlangs iemand hoorde zeggen: „Het leven is een feest, maar je moet wel zelf de slingers ophangen.” In die cultuur leven wij en in die cultuur groeien ook onze jongeren op.
En wat dan als het niet gaat zoals wij willen? Als het niet beheersbaar is? Als het tegenzit? Als we volledig de controle kwijt zijn? Als er ook een andere kant van het leven is, die niet zichtbaar is op sociale media? We horen en lezen dat veel jonge mensen al verschijnselen van depressiviteit en burn-out hebben. Prestatiedruk en het niet kunnen beantwoorden aan de norm om op elk terrein van het leven mee te doen en het daar ook nog eens goed te doen, zorgen onder andere voor bovengenoemde verschijnselen. En dan valt niet alles oplossingsgericht te coachen. Want niet alles is maakbaar.
Hier gaat het over zingeving. En dat vraagt juist gesprek over die dimensie waarvoor onze reformatorische scholen er zijn. Binnen het onderwijs hebben we een uitgelezen kans om deze vorm van het dikke ik en het horizontale en maakbare denken te ontmaskeren. Goed om te spreken en actie te ondernemen op thema’s rondom economie, energie en ecologie. Bovengenoemde dimensie van duurzaamheid geeft daarbij de fundamentele humuslaag voor een nieuwe generatie. beeld Joh. Braakensiek