Muziek

Column: Klassiek gezang is erfgoed: handjes af a.u.b.

Op cultureel erfgoed zijn we zuinig. Monumenten, archeologische vondsten, beschermde stadsgezichten: niemand mag daar zomaar met z’n vingers aan zitten. Het is immers een collectieve erfenis? Als het écht nodig is dat een monumentale kerk of een historische molen wordt aangepast, dan alleen na rijp beraad en door een bevoegde instantie. Als dat voor materieel erfgoed vanzelfsprekend is, waarom dan niet voor immaterieel erfgoed zoals een klassiek lied? Waarom mag iedereen zomaar allerlei aanpassingen maken in gezangen die in ons collectieve bewustzijn verankerd zijn?

21 April 2018 21:06Gewijzigd op 16 November 2020 13:07
beeld RD, Anton Dommerholt
beeld RD, Anton Dommerholt

De redenen om liedteksten te wijzigen kunnen uiteenlopen. Soms zien we ons genoodzaakt een gezang in lijn te brengen met onze theologie. Dan wordt op een reformatorische school de derde strofe van het lied ”God enkel licht” („Heer, waar dan heen?/ Tot U alleen!/ Gij zult ons niet verstoten.”) omgebogen naar een vraag: „Heer’, waar dan heen?/ Tot U alleen./ Wilt U ons niet verstoten?” Of in het kinderlied ”Hoger dan de blauwe luchten” –weliswaar geen klassiek gezang, maar wel collectief bezit– maken we een aanpassing waardoor de „Vader in de hemel” niet van „alle kind’ren”, maar van „al Zijn kind’ren” houdt.

Behalve theologische argumenten kunnen ook taalkundige kwesties aanleiding zijn om de tekst van een lied aan te passen. Bijvoorbeeld in het voor velen dierbare vers van Rhijnvis Feith: „Jezus, uw verzoenend sterven/ blijft het rustpunt van ons hart.” Déze zinnen van dit couplet kunnen namelijk taalkundig toch echt niet meer: „Och, wanneer mijn oog eens breekt,/ ’t angstig doodzweet van mij leekt,/ dat uw bloed mijn hoop dan wekke/ en mijn schuld voor God bedekke.” Die zijn daarom in de bundel ”Weerklank” veranderd in: „Als ik eenmaal sterven moet/ en de angst mij beven doet,/ laat uw bloed mijn hoop dan wekken/ en mijn schuld voor God bedekken.”

De overwegingen zullen nobel zijn en de intenties zuiver, toch zou ik zeggen: Niet doen. Om principiële redenen: formeel is het misschien toegestaan, omdat het auteursrecht van 19e-eeuwse teksten verlopen is, maar moreel moet je dit niet willen. Zo’n gezang is ons collectief bezit, ons immaterieel erfgoed. Daarvan moet je afblijven. Maar er zit ook een praktische kant aan. Met Pasen wil je het lied ”Daar juicht een toon”, dat je sinds je kleuterjaren kent, uit je hoofd meezingen, blijkt de tweede regel te zijn aangepast: „die galmt door gans Jeruzalem” moest worden: „die jubelt door Jeruzalem.” Even afgezien van de vraag of het qua poëzie een verbetering is, het is gewoon niet handig. En daarom onverstandig.

Wie theologisch moeite heeft met een gezang: zing het niet. Wie eigentijdse liederen wil maken: ga vooral aan de slag. Maar handjes af a.u.b. van klassieke gezangen die tot ons christelijk erfgoed behoren.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer