Cultuur & boeken

Taalrubriek: iemand op zijn falie geven

Wanneer je iemand op zijn falie geeft, vallen er klappen. De uitdrukking ”Iemand op zijn falie geven” houdt in dat iemand wordt afgeranseld. Maar wat is een falie precies? De betekenis van dit woord gaat eeuwen terug.

Henrieke Koster
20 April 2018 15:43Gewijzigd op 16 November 2020 13:06
Vroeger werden falies gedragen tijdens de kerkgang.  beeld Nationaal Openluchtmuseum
Vroeger werden falies gedragen tijdens de kerkgang. beeld Nationaal Openluchtmuseum

F. A. Stoett schreef daarover in ”Nederlandse spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden” (1925) het volgende: „Onder het woord falie verstond men in de middeleeuwen een mantel, dien de vrouwen omsloegen, een soort regenmantel, een huik.” Met een falie kan ook een hoofd- of schoudersluier bedoeld worden. Het is niet duidelijk waar het woord falie vandaan komt, maar het is mogelijk gelieerd aan het Franse woord ”faille”, dat vierkante doek betekent.

Maar tijdens welke gelegenheden droeg een vrouw een falie? Nicolaas Beets schrijft daarover in zijn beroemde boek ”Camera Obscura” (1839): „Gij moest haar naar de kerk hebben zien gaan, met de breede zwarte falie, eerst hangende over de schouders…en dan, bij ’t ingaan van de deur, over ’t hoofd.” Ook de schrijfster Anna Bosboom-Toussaint schreef over dit hoofddeksel in haar roman ”Het huis Lauernesse”: „De witte linnen huiven der vrouwen waren met zwarte falies gedekt of met kaproenen.”

De falie werd dus om het hoofd geslagen. Wanneer iemand op haar falie kreeg, kwamen de klappen daarom op het hoofd of de schouders terecht. Dat ging er soms hardhandig aan toe. Zo rijmde cabaretier Koos Speenhoff (1869-1945): „Als ze net zoo trouw was als haar lieve man, krijgt ze op haar falie met de koekepan.”

Aan de uitdrukking ”Iemand op zijn falie geven” zijn verschillende andere gezegden ontleend, zoals ”iemand den mantel uitvegen” en ”iemand wat op het jak geven”. Ook vanuit het lijdend voorwerp gezien zijn er vergelijkbare zegswijzen ontstaan, bijvoorbeeld ”op zijn wambuis krijgen” en ”op zijn tabberd krijgen”.

Uit angst om op zijn of haar, al dan niet figuurlijke, falie te krijgen kon iemand gaan ”falievouwen”. Volgens het ”Woordenboek der Nederlandse Taal” betekent dit zoiets als vleien, mooipraten of iemand naar de mond praten. P. J. Harrebomée legt het in het ”Spreekwoordenboek der Nederlandse taal” als volgt uit: „Falie is sluijer, thans veelal met het Fransche woord voile genoemd, en dus zal falievouwen letterlijk willen zeggen: met de falie bedekken, om alzoo het voorwerp, dat daaronder verborgen is, onkenbaar te maken. Zoo wordt falievouwen te regt overdragtig gebruikt voor geveinsd handelen.” Je moet wat, om niet op je falie te krijgen.

Tweewekelijkse rubriek waarin de achtergrond van bekende en minder bekende uitdrukkingen wordt onderzocht.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer