Weinig kinderen spelen nog buiten
Van hun opa’s en oma’s speelde bijna 70 procent als kind meer buiten dan binnen. Van hun ouders 65 procent. Maar van de huidige generatie kinderen vermaakt slechts 10 procent zich vaker in de buitenlucht dan binnenshuis.
Opvallend is dat het aantal kinderen dat elke dag buiten speelt in slechts vijf jaar tijd drastisch is gedaald: van 20 naar 14 procent. Dat blijkt uit onderzoek van Kantar Public dat is uitgevoerd in opdracht van Jantje Beton. Van de 1,2 miljoen kinderen op de basisschool zijn er dus meer dan 1 miljoen die niet meer dagelijks buiten spelen. Drie op de tien kinderen doet dat nooit of slechts één keer in de week – in 2013 was dat nog een op de vijf.
Liever zijn kinderen binnen: vooral gamen en tv-kijken zijn favoriet. Ook vinden ze speelplekken saai of zijn ze te druk met school en hobby’s. Veel ouders en grootouders die zich dagelijks buitenshuis vermaakten, geven aan dat ze daar een positief gevoel aan hebben overgehouden. „Opmerkelijk genoeg weten ze dat niet over te dragen aan hun kinderen”, zegt Pauline van der Loo van Jantje Beton, dat dit jaar zijn vijftigste verjaardag viert. „En dat is jammer, want spelen in de buitenlucht is belangrijk voor de gezondheid, motorische ontwikkeling en sociale contacten.” Eerder onderzoek wijst uit dat kinderen in de gymles steeds vaker blessures oplopen, omdat ze niet gewend zijn te vallen.
Ze wijst erop dat veel plekken zijn bebouwd. „De generatie grootouders kon nog lekker ravotten op verloren landjes.”
Zes- tot twaalfjarigen vinden het buiten saai: 40 procent brengt zijn vrije tijd liever binnen door. Dat komt ook omdat er buiten te weinig vriendjes en vriendinnetjes zijn, zeggen ze. Om die neerwaartse spiraal te doorbreken is het volgens Van der Loo van belang om in de gezinsagenda tijd vrij te maken voor buitenactiviteiten. „Ouders kunnen afspraken maken met hun kind dat het iedere dag behalve binnen ook buiten speelt”, adviseert ze. „Driekwart van de kinderen wordt er vrolijk en blij van, dus misschien moeten opvoeders hen gewoon helpen om de stap te zetten. Of spreek samen met de buren af dat er na het eten tijd is voor verstoppertje of een potje voetbal.”
Volgens Geerten Zwemer, docent bewegingsonderwijs bij Driestar educatief, begint buiten spelen in de achtertuin. „En die is steeds meer een verlengstuk van de woonkamer met lekkere banken erin. Het zou mooi zijn als dat een robuuste plek is waar kinderen kunnen boompje klimmen en hutten bouwen. Als je op jonge leeftijd niet leert genieten van de buitenlucht en Gods schepping, wat is dan de garantie dat je later wel die keuze maakt?”
Zwemer wijst erop dat de PlayStation, de Wii en de iPad kinderen binnen houden. „Neem als norm dat je evenveel geld uitgeeft aan speelgoed voor binnen als voor buiten”, raadt hij aan. „Een trampoline maakt het bijvoorbeeld leuk om naar buiten te gaan. In mijn woonplaats, Waddinxveen, heeft een aantal bewoners een trampoline neergezet op een grasveld voor het rijtje huizen. Dan kun je er gelijk zicht op houden.”
Volgens Van der Loo kunnen kinderen al avontuur beleven met opgestapeld hout, in kleine bosjes en op andere groene plekken. „Slim is om zo’n plek op de route richting school te hebben.”