Heibel met een Raerder organist
Al meer dan twintig jaar geeft de stichting Organum Frisicum jaarlijks de gratis Friese Orgelkrant uit. Enkele jaren geleden las ik in dat blad een artikel van Willem Hansma met de kop ”Heibel met een Raerder organist”. Het ging over organist Eke Piers Hantuma, die in 1702 ontslag kreeg als organist van de Laurentiuskerk te Rauwerd.
Rauwerd wordt in Friesland Raerd genoemd. Vandaar een Raerder organist. Maar raar deed hij ook, op z’n zachtst gezegd. Hantuma was geen organist van het huidige monumentale Hildebrandorgel dat in 1816 werd geplaatst en in 1863 verbouwd werd door de firma Van Dam. Daarvoor stond er een Baederorgel, een zusje van het voorname orgel dat in de Grote Kerk van Zutphen staat. Hantuma, die behalve organist ook schoolmeester was, maakte zich bij predikant, kerkenraad en gemeente stinkende toen zijn gedrag –het was waarschijnlijk een drankprobleem– tot een dieptepunt kwam.
In de kerkenraadsnotulen lezen we: „Het welk bijsonder onlangs is gebleeken namelijk als hij op de dag van des Heeren h. avondmael sijnde den 14. Maij ao.1702 ’s nademiddags den openbaren godsdienst ende de gansche vergaderinge openbaarlijk ten toon gesteld ende als met de selve gespot heeft, soo wonderlijk en ijdelijk speelde hij op ’t orgel onder ’t psalm-singen voor de predicatie, soo dat een jiegelijk eindelijk genoodzaakt wierde de boeken toe te doen, niet kunnende mede singen, ja verstoord was, sig verwonderende over de boosheid ende stoutigheid van den mensche; soo dat eindelijk een broeder uit de consistorie opstonde en na ’t orgel ging om hem te doen ophouden van speelen; soo wonderlijk en lang speelde hij nog, nadat de predicant al op de predikstoel was gegaan. Daar beneffens eerst als hij sou beginnen te speelen soo wagtede hij soo lang (na dat de psalm van de predicant all was afgecondigd) dat ’t scheen offer niet van worden soude, soo dat de eene seide tot de andere, hier sal niet van worden of nu sal hij ’t staan laten. En als hij nu speelde conde niemant op ’t laatste mede singen ende dikwils veranderde hij de toon of registers, die hij onder ’t singen dan weer instak ende andere weder uithaalde ende eindelijk trok hij soo veel registers uit, dat ’t scheen of ’t orgel barsten sou.”
Het gedrag van deze organist resulteerde in ontslag en wering van het heilig avondmaal.
Negen jaar later toonde Hantuma berouw. Hij werd weer toegelaten tot het avondmaal, maar dat hij weer achter het klavier mocht plaatsnemen lezen we niet.
Nu spreken we ook wel –gedachtig aan Raerd– van raar, raarder en raarst. Met die overtreffende trap zou ik het gedrag van de organist van de christelijke gereformeerde kerk te Leiden willen betitelen. Deze verwijderde enkele onderdelen uit het orgel –die zijn eigendom waren– zodat het orgel niet bespeeld kon worden op 11 december 1929 bij het 25-jarig ambtsjubileum van ds. Joh. Jansen. De reden was dat hij wel de gemeentezang maar niet de koorzang mocht begeleiden. Het orgel zweeg die feestelijke avond…