Arabisch schiereiland kent christelijk verleden
Het Franse ministerie van Buitenlandse Zaken publiceerde op 31 augustus 2014 een kort bericht dat nauwelijks de aandacht trok. Toch had het de potentie om voor opschudding te zorgen in de islamitische wereld.
Het ministerie meldde dat Frédéric Imbert, een deskundige op het gebied van oude inscripties en werkzaam als hoogleraar aan de universiteit van Marseille in het Saudische Bir Hima, een belangrijke ontdekking had gedaan. Bir Hima ligt op ongeveer 100 kilometer ten noorden van Najran. De inscripties die Imbert ontdekt had, konden volgens het ministerie worden beschouwd als de oudste in de Arabische taal.
Puur Arabisch
Volgens de islamitische overlevering werd de Koran in het Arabisch geopenbaard aan de profeet Mohammed tussen de jaren 610 en 632. Er bestaat daarom een intrinsiek verband tussen de komst van de islam en de ontwikkeling van de Arabische taal. De inscripties in het Arabisch waarover het Franse ministerie van Buitenlandse Zaken sprak, dateerden echter uit de jaren 469 en 470, oftewel bijna 150 jaar voor het ontstaan van de islam.
Het instituut International Qur’anic Studies Association stelde dat de vondst „belangrijke implicaties heeft voor de geschiedenis van het Arabisch schiereiland en de Arabische taal, evenals voor de studie van het koranische Arabisch vanaf de eerste eeuw van de islam. De inscripties ondergraven niet alleen het algemeen geaccepteerde relaas over de ontstaansgeschiedenis van de Arabische taal en de directe relatie tussen deze taal en de Koran, ze werpen ook nieuw licht op een onderwerp dat vooral in het Saudische koninkrijk uiterst gevoelig ligt. Het gaat om het Joodse en christelijke verleden van het Arabisch schiereiland waarover de inscripties spreken. Op sommige inscripties is de tekst „Thawban, de zoon van Malik” te lezen, terwijl er op alle inscripties een groot christelijk kruis is te zien.
Het verklaart waarom de Saudische autoriteiten niet gelukkig waren met de archeologische vondst bij Bir Hima. De inscripties lijken namelijk de oorsprong van het alfabet en de taal die voor de Koran werd gebruikt in een Joodse en christelijke context te plaatsen. Ze lijken ook te bewijzen dat er op het Arabisch schiereiland voor de komst van de islam bloeiende Joodse en christelijke gemeenschappen hebben bestaan.
De islamitische kalender begint in 622, het jaar waarin Mohammed vanuit Mekka naar de stad Medina emigreerde. Binnen de christelijke tijdsrekening verdeelde de geboorte van Christus de geschiedenis in een tijdperk ervoor en erna. Op gelijke wijze vormt de emigratie van Mohammed van Mekka naar Medina een absolute cesuur binnen de islamitische theologie. De periode voor de komst van de islam wordt omschreven als ”djahiliyya”, dat onwetendheid betekent.
Het tijdperk van het pre-islamitische Arabië werd gezien als een periode van totale wetteloosheid, chaos en pure barbaarsheid. Het was de islam die hieraan een einde maakte. De bij Bir Hima ontdekte inscripties schetsen echter een veel genuanceerder beeld van het leven op het Arabisch schiereiland voor de komst van de islam.
Consensus
De naam „Thawban, zoon van Malik” werd op acht inscripties aangetroffen. De inscripties dateren uit de jaren 469 en 470. Franse wetenschappers vermoeden daarom dat ze een soort eerbetoon vormen aan christelijke martelaren. In deze periode begonnen de Joodse heersers van Himyar de christenen in Najran te vervolgen. Velen van hen zouden de marteldood sterven.
De Franse wetenschapper Imbert beschouwt de inscripties als „het oudste boek der Arabieren.” „Het vormt een bladzijde in de Arabische en christelijke geschiedenis van het schiereiland.”