Duitse soldaat zag Joods meisje, maar verraadde haar niet
Tien jaar was Bert Woudstra toen hij onderdook. „Ik was zó alleen. En ik verveelde me stierlijk. Ik had één boekje; ’k heb het wel honderden keren gelezen.”
Twaalf mensen, uit elke provincie één, vertelden maandag in Madurodam aan groepjes kinderen over de Tweede Wereldoorlog. Woudstra (86) vertegenwoordigde Overijssel. Zijn vader was een van de 105 Joodse mannen in Twente die tijdens een razzia op 14 september 1941 werden opgepakt. Hij zag hem nooit terug.
Daarover vertelt Woudstra; kinderen in een kring om hem heen. Verzetsheld, zoals Madurodam hem aankondigde, is hij niet, en de andere elf vertellers evenmin. Sommigen zijn zelfs pas na de oorlog geboren. Maar er is genoeg te vertellen, want de meesten van hen zijn Jood, en dat zegt alles.
Verband met jodium
Woudstra vertelt hoe zijn moeder zich niet wilde melden voor transport naar Kamp Westerbork. Ds. L. Overduin in Enschede hielp hen aan onderduikadressen. „Weten jullie wat transpireren is?” De jonge Woudstra zweette hevig toen hij een man die aan de deur kwam naar hem hoorde vragen. Maar het was goed volk: de man kwam –net op tijd– waarschuwen voor een razzia. „Ik kreeg een verband om mijn hoofd, met jodium erop, en moest me ziek aanstellen. Zo werd ik vervoerd.”
Nergens was veiligheid, ondervond Woudstra’s moeder toen iemand haar 10.000 gulden probeerde af te persen onder het dreigement haar schuiladres te verraden. Weer moest ze vluchten, met haar zoon. Dagenlang verbleven ze in het bos, in een auto die met takken was gecamoufleerd. „We waren zo bang!”
De luisterende kinderen hebben geen oog voor de miniatuurwereld om hen heen, al zit elke verteller bij een gebouw uit zijn of haar provincie. Op 4 mei wordt in Madurodam de Nationale Kinderherdenking gehouden, en deze Verhalendag is er het begin van.
Marco de Groot –ook uit een Joods gezin– vertelt hoe hij in Tilburg bij de buren speelde toen de Duitsers zijn moeder arresteerden, nadat ze verraden waren. Vader probeerde haar vrij te krijgen uit Vught, maar werd ook opgepakt. Beiden zijn vergast in Sobibor, met Marco’s ongeboren broertje of zusje. Hij bleef alleen over. ”Oorlogswees”, heet het boek dat hij in 2011 publiceerde.
Dam 10 in Middelburg was het onderduikadres van Betty Metzelaar uit Amsterdam. Eerder, in 1941, moest ze naar een Joodse school; „ik wist niet eens dat ik Joods was.” Ze moest een ster dragen; mevrouw Radema –zoals ze nu heet– haalt een ster tevoorschijn en plakt die op haar jurk. Er verdwenen ooms, tantes, vriendinnetjes; opgepakt of ondergedoken. Totdat haar ouders vertelden dat ook zij naar een onderduikadres moest.
Bijbelse plicht
Over het dak ging het 9-jarige Joodse meisje naar de buren, waar de vrouw haar opwachtte die haar naar Middelburg bracht. Daar mocht ze niet de stad in; wel in de tuin spelen. Ze kreeg er brieven van haar ouders, totdat die werden gedeporteerd. Ook zij zijn in Sobibor vermoord; hun twee dochters overleefden de oorlog.
In Middelburg werd Betty verraden en moest ze ijlings op de vlucht: terug naar Amsterdam, daarna naar Friesland. In Lemmer werd ze van de boot gehaald; achter op een fiets ging het naar een oude boerderij in Wolsum, met een oude boer en een nog oudere huishoudster, die het als hun Bijbelse plicht zagen haar onderdak te bieden.
Goede Duitser
Soms mocht ze naar school. Onderweg zag ze een Duitse patrouille, realiseerde zich dat ze er niet bepaald als een blonde Friezin uitzag en vluchtte een boerderij in. De soldaten achtervolgden haar. Een van de Duitsers ontdekte haar tijdens de huiszoeking en zag hoe bang ze was. Hij ging naar beneden en zei dat er niemand op zolder zat. „Niet alle Duitsers waren slecht.”