Groen & duurzaamheid

„Een slimme boer houdt rekening met het bodemleven”

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) publiceerde eind vorige maand twee kaarten waarop is aangegeven hoeveel regenwormen er in de Nederlandse grond voorkomen. Een tussenstand van een onderzoek dat al twintig jaar loopt.

en
30 March 2018 11:24Gewijzigd op 16 November 2020 12:56
Ton Schouten (l) en Michiel Rutgers nemen grondmonster voor regenwormenonderzoek. beeld Kees van Reenen
Ton Schouten (l) en Michiel Rutgers nemen grondmonster voor regenwormenonderzoek. beeld Kees van Reenen

In een uithoek van het uitgestrekte, streng beveiligde RIVM-complex in Utrecht laat drs. Ton Schouten zien hoe de regenwormmonsters verzameld worden. Terwijl in een andere hoek van het terrein twee scholeksters naar regenwormen zoeken, steekt Schouten met een spade een plag van 20 kubieke centimeter uit en begint de graszode uit elkaar te trekken. Al snel vindt hij verschillende regenwormen, een cocon met regenwormeitjes, een duizendpoot, een miljoenpoot en een pissebed.

Schouten is als organisator en veldwerkcoördinator bij het project betrokken sinds de eerste voorbereidingen in 1993. Dr. Michiel Rutgers haakte als projectcoördinator in 2000 aan.

Belangrijk

Beiden benadrukken het belang van regenwormen voor de mens. Rutgers: „Onder de regenwormen vind je strooiselbewoners, die donker van kleur zijn als bescherming tegen de zon. Ook zijn er bleekgekleurde soortgenoten. Daarnaast heb je pendelaars, die diepe gangen graven en daarin plantenresten meenemen.

Samen zetten de regenwormen de vertering van organisch materiaal in gang, die wordt voltooid door kleinere bodemdiertje en uiteindelijk bacteriën. Pas dan zijn de voedingsstoffen beschikbaar voor planten. Zonder regenwormen zou er geen landbouw mogelijk zijn.”

Schouten vult aan: „Samen zetten de regenwormen minstens evenveel grond om als alle Nederlandse boeren bij elkaar. Elke zandkorrel gaat gemiddeld één keer per vijf tot tien jaar door het maag-darmkanaal van een regenworm.”

Afgenomen

Door de productieverhoging in de landbouw is dit bodemleven de afgelopen tientallen jaren echter afgenomen. De toenmalige ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij sloegen daarom eind jaren negentig de handen ineen en zetten een grootschalig onderzoek op. Dat resulteerde in een eerste inventarisatie van het bodemleven in Nederland, waaronder de regenwormkaarten die zijn opgenomen in de Atlas Natuurlijk Kapitaal.

„Landbouwers raken steeds meer geïnteresseerd in hun bodem”, merkt Rutgers. „Mede gestimuleerd door het Louis Bolk Instituut – dat duurzame landbouw bevordert– beginnen boeren de ouderwetse blik op weersomstandigheden en bodem te herontdekken.”

Verdeeld over vijf jaar werden op 300 locaties, verspreid over de verschillende bodemtypen van Nederland, grondmonsters genomen en onderzocht op bodemleven.

Er werd gezocht naar regenwormen, potwormen, aaltjes, springstaarten, mijten en bacteriën. Dit gebeurde vooral op boerenbedrijven en in mindere mate in bossen op zandgrond. In een tweede periode van vijf jaar kwamen er onder meer stadsparken en heidevelden bij.

Vijf jaar geleden dreigde het project een stille dood te sterven. Het onderzoek liftte mee op een groot onderzoek naar bodemverontreiniging. Toen dat – althans beleidsmatig – afgerond was, verdween in Den Haag ook de belangstelling voor het onderzoek naar bodemleven, vertelt Rutgers. „Sinds kort is er echter de Europese biodiversiteitsstrategie, die stelt dat de biodiversiteit niet verder mag afnemen. Daar heeft het ministerie van Economische Zaken (nu Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) zich aan verbonden en zo kwam er weer aandacht en geld voor ons onderzoek.”

Zombiebodems

Het was geen grote verrassing dat biologische boerenbedrijven gemiddeld rijker bleken aan bodemleven dan de gangbare boerderijen, hoewel er overlap tussen beide is. In intensieve landbouwgebieden in Zuid- en Oost-Nederland zijn er echter al „zombiebodems”, zoals prof. Henk Siepel ze noemde: op bacteriën na is vrijwel al het bodemleven er verdwenen.

Stadsparken bleken juist rijk, vermoedelijk door de vele overgangen tussen gras en plantsoen en minder intensief beheer.

De regenwormkaarten laten goed zien dat er vooral op hoge zandgronden weinig regenwormen voorkomen. „Daar is de bodem te zuur”, legt Schouten uit. „In veengrond leven soms meer dan duizend regenwormen per vierkante meter, op de hei nul. Oude, matig bemeste graslanden zijn het rijkst.”

Niet ploegen

Schouten raadt boeren aan indien mogelijk niet te ploegen en zo veel mogelijk compost of vaste mest te gebruiken. Hij noemt de Stichting Veldleeuwerik als voorbeeld van een goed boereninitiatief in de akkerbouw. In deze stichting werken akkerbouwers, verwerkers en partners samen aan een verduurzaming van de voedselketen. „Een slimme boer houdt rekening met het bodemleven.”

>>atlasnatuurlijkkapitaal.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer