Altijd weer dezelfde discussie: hand op de knip houden of geld laten rollen?
Leg als het goed gaat wat opzij voor minder gunstige tijden. Verstandig., zou je denken. Maar het IMF vindt dat de Nederlandse overheid bij de huidige hoogconjunctuur best nog wat extra mag uitgeven.
Bezuinigen of stimuleren, de hand op de knip houden of het geld laten rollen? Het is een steeds terugkerende discussie rond de publieke financiën. In de crisisjaren –tijdens de diepe recessie in 2009 en de situatie van opnieuw krimp in 2012 en 2013– klonk van diverse zijden de roep om het volgens de Europese normen toen toch al te omvangrijke begrotingstekort, wat verder te laten uitdijen en op die manier de bestedingen een impuls te geven. Het klassieke medicijn om bij een terugslag de schade te beperken. Onder andere het Centraal Planbureau (CPB) vertolkte dat geluid.
De toenmalige kabinetten gaven er geen gehoor aan. Zij kozen voor forse besparingen en lastenverzwaringen om het huishoudboekje van de staat op orde te brengen. Of daardoor de economie is afgeremd, weten we niet. In ieder geval kunnen we constateren dat ze nu blaakt van gezondheid: prachtige groeicijfers, begroting in de plus, dalende overheidsschuld.
Maar, oppassen, want volgens de jongste raming van het CPB –gebaseerd op de plannen in het regeerakkoord– loopt dat overschot terug van 1,1 procent van het bruto binnenlands product (bbp) in 2017 naar 0,7 in 2018. Vooral hogere budgetten voor onderwijs, defensie en zorg spelen hierbij een rol. De negatieve gevolgen voor de schatkist van toekomstige besluiten over het verminderen van de gaswinning in Groningen, zijn dan nog niet meegeteld. Het structurele begrotingssaldo, dat corrigeert voor tijdelijke, conjuncturele invloeden, dreigt zelfs in het rood te springen. Daarom ook nu weer discussie.
Het Planbureau is kritisch. Het spreekt nadrukkelijk van een „expansief begrotingsbeleid.” De economie floreert en toch zien we een verkleining van het overschot. Het kabinet blijft de economie aanjagen, terwijl die al op volle toeren draait en spanningen op de arbeidsmarkt zich aandienen.
Het is bij overheden vaak hetzelfde liedje: het kan niet op als de inkomsten rijkelijk stromen. Politiek valt dat te begrijpen, want het stuit uiteraard op onbegrip als je in die omstandigheid zegt dat het geld ontbreekt om een bepaalde wens in te willigen. Maar je voert dan wel een, zoals het heet, pro-cyclisch beleid. Het betekent dat je bij een omslag extra zwaar moet bezuinigen, je krijgt later de rekening gepresenteerd. Zo demp je de economische pieken en dalen niet, maar versterk je die.
Tegen die achtergrond wekt de opvatting van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) verbazing. Deze instelling meent dat de uitgaven met zo’n 3 tot 4 miljard euro extra omhoog kunnen. Een delegatie die onlangs Den Haag bezocht, gaf dit aan. De boodschap was overigens al vaker verkondigd.
Het IMF bekijkt het vanuit mondiaal perspectief. Nederland heeft een flink handelsoverschot. Het verdient veel aan het buitenland. In Zuid-Europa worstelen ze met een tekort, wat daar banen kost. Het Fonds ziet graag meer evenwicht en wil daarom de bestedingen in de noordelijke landen, vooral hun importen, vergroten.
Maar het blijft merkwaardig: een pleidooi voor stimulering tijdens hoogconjunctuur en dat van een instantie die zich tevens zorgen maakt over de enorme schulden in de wereld.