Frustraties en hoop in opvang dakloze gezinnen
Ze zijn blij dat ze niet op straat hoeven te bivakkeren. Tegelijk valt het gebrek aan privacy de bewoners van de opvang voor dakloze gezinnen in Amsterdam zwaar. En het wachten op eigen woonruimte duurt soms lang. „Ik heb grote problemen gehad en wist niet hoe het verder moest. Maar God heeft alles onder controle.”
In de gemeenschappelijke ruimte van de Walborg, een opvanglocatie voor dakloze gezinnen in Amsterdam-Buitenveldert, is het een drukte van belang. Meer dan twintig kinderen met uiteenlopende nationaliteiten rennen rond, kleuren, knutselen of doen een spelletje met een ouder of begeleider.
In een spreekkamer schuift Olivia (50), moeder van drie kinderen in de leeftijd van 7, 13 en 15 jaar, aan tafel. Ze groeit op in een dorp in het westen van Ghana (West-Afrika) en volgt een opleiding voor secretaresse. Het blijkt echter lastig een geschikte baan te vinden om in haar levensonderhoud te voorzien. In 2000 besluit ze Ghana te verlaten, op zoek naar een beter leven.
Olivia gaat naar Nederland. Op Schiphol wordt ze opgehaald door een landgenoot die haar meeneemt naar de Bijlmer, in Amsterdam-Zuidoost. Ze vindt illegaal onderdak in een woning waar ook andere Ghanezen verblijven. Haar contacten helpen Olivia aan een baantje –vlees verpakken– waarmee ze het nodige geld verdient. Kerkelijk is ze betrokken bij een pinkstergemeente in de Bijlmer.
Ze krijgt een relatie met een Ghanees die ook geen verblijfsvergunning heeft. Samen krijgen ze een kind. Na verloop van tijd keert de man terug naar Ghana en blijft Olivia achter. Ze krijgt een nieuwe relatie waaruit twee kinderen worden geboren. Als ook deze stukloopt, trekt ze in 2013 met haar kinderen in bij een vriendin. „Zij hielp ons bij alles wat we nodig hadden. Na een poosje werd ze ernstig ziek. Ik zorgde voor haar. In 2015 is ze overleden.”
De huurwoning staat op naam van Olivia’s vriendin. Na haar overlijden moet de Ghanese moeder met haar kinderen het huis uit. Ander onderdak vindt ze niet. Dat ze geen verblijfsvergunning heeft, maakt de situatie extra complex. „Mijn kinderen waren hier wel ingeschreven, maar ik niet. Een advocaat legde voor mij contact met de gemeente Amsterdam. Omdat er geen woning voor ons was, werden we na contact met de GGD in februari naar een hotel gestuurd.”
Uitkering
Het verblijf in een hotelkamer is een noodoplossing die de gemeente Amsterdam biedt onder het motto ”Geen kind op straat”. Zodra er plek vrijkomt in de opvang voor dakloze gezinnen van HVO-Querido stromen Olivia en haar kinderen door. Inmiddels verblijven ze bijna twee jaar in de Walborg. Ze hebben één kamer, die met een tussenwand in twee delen is gesplitst. In de ene ruimte slaapt moeder met haar twee dochters, in de andere haar zoon. Keuken, douche en toilet delen ze met andere gezinnen op dezelfde etage.
Sinds juli heeft Olivia een verblijfsstatus en daardoor nu ook een uitkering. Per maand houdt ze 378 euro over voor de kosten van levensonderhoud. Haar kinderen gaan in Zuidoost naar school. Zelf krijgt ze sinds januari drie keer per week Nederlandse les. „Ik vind het moeilijk om de taal te leren”, zegt ze in het Engels.
„Het krijgen van documenten was mijn belangrijkste probleem. Nu is mijn grootste zorg dat we eigen woonruimte vinden, vooral voor de kinderen. Ik ben de overheid dankbaar dat we niet op straat zijn beland, maar hier hebben we bijna geen privacy en er zijn vaak problemen tussen de bewoners. Ik kijk op internet en ga soms naar de gemeente, maar ik heb nog steeds geen huis gevonden.”
Een persoonlijke begeleider –trajecthouder– helpt Olivia bij zaken op het gebied van onder meer financiën en huisvesting. Sociaal-emotionele steun krijgt ze van vrienden. „Ds. Koney (Ghanese predikant, MB) is mijn mentor. Het geloof in God geeft mij veel kracht. En in de kerk helpen we elkaar”, zegt Olivia, die tegenwoordig een internationale gemeente bezoekt.
Stap voor stap werkt de alleenstaande moeder aan een beter bestaan. „Ik wil mijn kinderen een goede toekomst geven. Zij geven mij hoop. Als ik de Nederlandse taal beter spreek, ga ik werk zoeken als receptionist. Dat is mijn wens. Het is moeilijk dat ik nu geen baan heb. Ik heb grote problemen gehad en wist niet hoe het verder moest. Maar God heeft alles onder controle. Ik ben blij dat we niet op straat zijn beland. En nu moet ik vooruit.”
Halal koken
In april 2016 opende de Walborg Gezinsopvang, onderdeel van opvanginstelling HVO-Querido, de deuren. De locatie –een voormalige ggz-kliniek– telt 24 gewone kamers en een crisiskamer die vrijwel altijd bezet zijn, zegt zorgcoördinator Hugo Verbunt. „De GGD voert de centrale regie en zorgt voor plaatsing. Bij de bewoners, met uiteenlopende culturele achtergronden, spelen vaak veel problemen tegelijkertijd, zoals echtscheiding, huiselijk geweld, complexe financiële problematiek, het ontbreken van een status. Ook zijn er nogal wat situaties van mensen die illegaal onderhuurden. Toen daar een eind aan kwam, stonden ze op straat.”
Bewoners van de Walborg krijgen niet alleen opvang, maar ook begeleiding. Er werken vijf trajecthouders van HVO-Querido, die bewoners individueel ondersteunen, en twee groepsbegeleiders. Medewerkers van jeugdhulporganisatie Altra bieden verplichte opvoedondersteuning. Op vrijdag zijn er schuldhulpverleners en sociaal raadslieden in huis.
Verbunt, die eerder bij het Leger des Heils en bij de ggz-instelling Altrecht werkte, windt er geen doekjes om dat spanningen in de Walborg dagelijks op de loer liggen. „We hebben te maken met mensen met verschillende religies en culturen die dicht op elkaar zitten. Dat kan botsen, bijvoorbeeld in de keuken, als de een halal kookt en de ander niet. Mensen die hier verblijven moeten het met elkaar zien te rooien, zo goed en zo kwaad als het gaat. Dat is een uitdaging.”
Medewerkers moeten voortdurend inspelen op uiteenlopende situaties. „Het ene moment zijn ze bij een moeder met kinderen met psychiatrische problemen, het andere moment helpen ze een vrouw met een lichte verstandelijke beperking. Even later hebben ze een vertaalprogramma nodig voor een bewoner die weinig Nederlands spreekt. Soms signaleren wij dat mensen hulp nodig hebben, terwijl ze zelf zeggen: „We hebben geen problemen.” Zo ingewikkeld kan het zijn.”
Incidenteel moet een bewoner de opvang voortijdig verlaten. Bij ernstige psychiatrische problematiek kan een doorverwijzing naar een ggz-instelling noodzakelijk zijn. Verbunt noemt ook het voorbeeld van een vader die wordt verwezen naar een andere instelling als de veiligheid van moeder en kinderen in gevaar komt. „Veiligheid gaat voor alles. Vooraf maken we ook altijd een risicotaxatie.”
HVO-Querido streeft ernaar om bewoners na maximaal een halfjaar te laten doorstromen naar zelfstandig of begeleid wonen. De praktijk blijkt vaak weerbarstiger. „De sociale woningmarkt in Amsterdam zit verstopt. We motiveren mensen ook buiten de stadsgrenzen te kijken. In Friesland of Groningen is het makkelijker een woning te vinden. Maar de meesten willen niet weg uit Amsterdam. Als mensen geen verblijfsdocumenten hebben en daar moeilijk aan kunnen komen, duurt het ook lang voordat ze woonruimte kunnen krijgen.”
Ombudsvrouw
Segun (37) en Sarah (33) verblijven ruim veertien maanden in de Walborg met twee van de drie kinderen van Segun (12 en 7 jaar) uit een vorige relatie; de middelste (11) woont in een jeugdzorginstelling. Na zijn scheiding wonen de kinderen van Segun in eerste instantie bij hun moeder. Via onderhuur vindt Segun ergens anders onderdak. Dat raakt hij kwijt in een periode dat de kinderen onverwachts aan zijn zorg worden toevertrouwd. Hij heeft dan inmiddels een relatie met Sarah. Woonruimte voor hen samen mét de kinderen is niet voorhanden.
Dankzij bemiddeling van een ombudsvrouw biedt de gemeente Amsterdam hun tijdelijke opvang in een hotel, waarna in januari 2017 de overgang naar de Walborg volgt. Zijn baan bij een bedrijf in de gordijnenbranche is Segun kort daarvoor kwijtgeraakt. „Ik had een halfjaarcontract. Door bezuinigingen lag ik er daarna uit.” Een aanbod voor ander werk slaat hij af. „Ik moest er op dat moment zijn voor de kinderen.”
In de Walborg helpt een trajecthouder Segun en Sarah hun schulden in kaart te brengen. Ze verwachten binnenkort in de schuldsanering te komen. Segun: „Dat duurt drie jaar. Daarna kunnen we met een schone lei beginnen.” Sarah: „Als we krap zitten, brengt mijn familie soms boodschappen.”
Met de kinderen bezoeken ze geregeld een psycholoog of jeugdzorginstelling. „Ze hebben een ‘rugzak’. Hun situatie vraagt veel aandacht”, zegt Segun. Hij geeft aan op God te vertrouwen, ook in moeilijke omstandigheden. „Ik ben in een christelijk gezin opgevoed. Het geloof is me met de paplepel ingegoten en vormt onze basis.” Sarah: „Zonder God hadden we het niet gered. Hij draagt ons. Als we bidden, merken we dat Hij ons kracht geeft.”
Nijdig
Het verblijf in de Walborg valt hun desondanks zwaar. „We moeten de keuken delen met 25 anderen. Het is er vaak vies. Verschrikkelijk”, zegt Sarah. „Ik ben dankbaar dat we een dak boven ons hoofd hebben, maar alles met anderen moeten delen, is een issue voor mij. En ook hoe instanties met ons omgaan, dat ze bijvoorbeeld vaak niet terugbellen. Dat vind ik niet humaan.”
Sarah noemt het „onduidelijk” waarom ze nog geen eigen woonruimte hebben. „We zitten hier ruim een jaar en doen wat er van ons wordt gevraagd. Eerst moesten de schulden worden aangepakt. Toen dat was gebeurd, kregen we te horen dat ik geen regiobinding had. En nu wordt ineens gezegd dat de kinderen geen regiobinding hebben, terwijl dat eerst niet aan de orde was. Elke keer als er iets is opgelost, komt er een ander probleem bij. Ik kan er nijdig om worden dat we nog steeds geen huis hebben, terwijl ik anderen zie uitstromen.”
Segun: „We staan ingeschreven bij de woningcorporatie, maar weten niet waar we aan toe zijn. Dat is lastig.” Verhuizen naar een ander deel van het land vindt hij geen optie, onder meer omdat een wisseling van school niet goed is voor de kinderen. „En mijn familie woont ook in Amsterdam.”
Sarah: „Twee weken geleden hoorden we ineens dat we naar een andere opvanglocatie moeten, om van daaruit door te stromen naar een huis. Dat is heel slecht voor de kinderen, die al te vaak van de ene naar de andere plek zijn verhuisd, zoals de GGD weet. Hoe kun je zo met mensen omgaan? Hoe kan ik nog geloven dat we straks wel een huis krijgen, na alles wat ons al is beloofd maar niet is gebeurd?”
Film en muziek
Ondanks alle problemen zien Segun en Sarah ook enkele lichtpuntjes. Sinds kort volgen ze cursussen op het gebied van muziek en film. „Dat is iets wat we leuk vinden”, zegt Segun, die op zijn kamer geregeld keyboard speelt. „We zijn ondernemende mensen, met veel creativiteit. Het is belangrijk in onszelf te investeren.” Sarah: „Zo werken we langzamerhand aan de toekomst.”
Hoe hopen ze dat hun leven er over een jaar uitziet? Segun: „Een eigen plek met zekerheid en stabiliteit voor de kinderen.” Sarah: „Een normaal leven, waarbij de kinderen op school weer durven te vertellen waar ze wonen.”
Terugkijkend maken ze zichzelf geen verwijten over de situatie waarin ze zich nu bevinden. Segun: „Het kan iedereen overkomen.” Sarah: „Je kunt je leven plannen, maar weet nooit hoe het zal lopen. Ik geloof wel dat deze situatie ons allebei sterker heeft gemaakt.”
Olivia heet in werkelijkheid anders.
Aantal dakloze gezinnen neemt toe
Dakloze gezinnen vormen in Amsterdam een bekend verschijnsel, zegt directeur Anita Schaaij van HVO-Querido, een maatschappelijke organisatie die in 1904 begon als Hulp voor Onbehuisden. „Meer dan honderd jaar geleden kwam het ook voor dat gezinnen aan lagerwal raakten: vader dronken, moeder geslagen, schulden. Toen was opvang eveneens nodig.”
Landelijk gezien vragen steeds meer gezinnen vanwege dakloosheid hulp, meldde de Federatie Opvang in januari. Voor Amsterdam is dat herkenbaar, zegt Schaaij. „Het aantal opvangplekken in de stad is de laatste jaren uitgebreid. En nog steeds zit onze gezinsopvang vol, soms te vol.”
Cijfers van de GGD wijzen uit dat 217 dakloze gezinnen in 2016 gebruikmaakten van de noodopvang in Amsterdam. In 2017 steeg dit aantal naar 291. Op dit moment verblijven er 162 gezinnen in de opvang. In de meeste gevallen gaat het om een moeder met één of twee kinderen.
„Wij bieden momenteel noodopvang voor gezinnen op elf locaties, waarvan één hotel”, zegt een woordvoerder van de GGD. „Amsterdam vangt dakloze gezinnen in principe niet op in hotels, omdat een hotel geen goede omgeving is voor een gezin. De opvang heeft plaats in locaties waar ruimte en gelegenheid is om een gezinsleven te leiden. Alleen bij nood –meer vraag dan aanbod, zoals nu– vindt er tijdelijk opvang in een hotel plaats. De gemeente doet er dan alles aan om deze gezinnen snel te verplaatsen naar opvanglocaties.”
De gemiddelde verblijfsduur in de noopvang is ongeveer een jaar. „Er zijn diverse maatregelen in gang gezet om de verblijfsduur te verkorten. Naar verwachting zullen de effecten daarvan binnen enkele maanden merkbaar zijn”, zegt de GGD-woordvoerder.
Directeur Schaaij van HVO-Querido is positief over het beleid van de gemeente Amsterdam om te voorkomen dat (eenouder)gezinnen op straat belanden. „Vorig jaar mei is een succesvolle pilot gestart waarbij Housing First ook wordt toegepast voor gezinnen. Dat betekent dat kwetsbare gezinnen niet eerst in een opvanglocatie aan hun problemen hoeven te werken en daarna zelfstandige woonruimte krijgen, maar dat ze meteen een woning krijgen en daar begeleid worden. Op deze manier worden 25 gezinnen geholpen: 11 door het Leger des Heils en 14 door HVO-Querido. Een tussenevaluatie wijst uit dat deze aanpak in vrijwel alle gevallen goed werkt.”
Als het aan Schaaij ligt, wordt Housing Frist voor gezinnen daarom uitgebreid. „Het aantal dakloze gezinnen is veel groter dan 25. Het mooiste zou zijn als er meer woningen voor Housing First beschikbaar komen, zodat de maatschappelijke opvang alleen nog maar als crisisopvang gebruikt hoeft te worden. Ik weet dat de gemeente hier hard mee bezig is in overleg met randgemeenten als Zaandam, Amstelland en Purmerend. Maar het beschikbaar krijgen van voldoende woningen is een moeizaam verhaal.”
Ook het voorkomen van huisuitzettingen door bijvoorbeeld forse huurschulden heeft prioriteit. „Op het gebied van preventie werken we goed samen met onder meer de woningcorporaties. Zij schakelen ons geregeld in als er sprake is van achterstallige huur of overlast. Onze medewerkers proberen dan achter de voordeur te komen en een vertrouwensband met de bewoners op te bouwen om hulp en begeleiding te kunnen bieden. Daarmee kan in de meeste gevallen worden voorkomen dat gezinnen hun huis uit moeten.”
Hoe kan het dat de vraag naar opvang voor gezinnen desondanks toeneemt? Schaaij: „Mensen met schulden of andere problemen worden nogal eens opgevangen binnen hun eigen netwerk. Ze verblijven dan tijdelijk bij een moeder of een oom en tante, en gaan soms van het ene naar het andere adres. Op den duur gaat dat niet meer, raakt het netwerk uitgeput en komen ze via het centrale meldpunt van de GGD alsnog in de maatschappelijke opvang terecht.”
Aantal dakloze gezinnen neemt toe