Buitenlandse hulp tegen muizenplaag: de grote zilverreiger
Vanuit Polen, Zuid-Europa en de Alpen vliegen ze massaal naar ons land: de grote zilverreigers. Ze helpen de boeren gratis van hun muizenoverlast af.
Er zijn weinig gevederde wintergasten die zo geliefd zijn als de zilverreiger. Ganzen zadelen de boeren op met mestproblemen, zwanen vreten landerijen kaal, maar de exotisch ogende witte reigers helpen bij de bestrijding van een serieus probleem: muizenoverlast.
Veldmuizen houden niet van nattigheid. Maar ondanks het natte weer van de afgelopen maanden wemelt het momenteel van de veldmuizen. En muizen zijn een lekker hapje voor de zilverreiger. Zeker in de winter als de kikkers ver weg gedoken zijn en er ook geen kleine vogels voorhanden zijn. Vissen, mollen en muizen vormen dan het hoofdmenu.
Soms lopen zilverreigers in slagorde door de velden om links en rechts de muizen op te pikken. Het gaat dan altijd om grote zilverreigers.
Kleine zilverreiger
De kleine zilverreiger maalt niet om muizen. Die heeft liever een stekelbaarsje of een ander klein visje, garnaaltje of waterinsect. Bovendien vertoeft de kleine witte reiger hier niet in de winter. Tenminste, niet massaal.
Een enkeling blijft, een deel vliegt naar het warmere Zuid-Europa en de meeste vliegen zelfs naar Afrika, tot aan Kameroen en Kenia toe. In maart, april keren ze terug om hier in mei en juni te broeden. In oktober zoeken ze de warmere streken weer op.
Wintergasten
De grote witte reiger, die hier in de wintermaanden massaal verblijft, broedt vooral in Polen, Oostenrijk en Zwitserland en Zuid-Europa. De wintergasten mengen zich met de soortgenoten die hier het hele jaar verblijven.
Circa 35 jaar geleden broedden ze voor het eerst in ons land. Dat was eerst in de Oostvaardersplassen en daarna in het Lauwersmeergebied. Vervolgens hebben ze zich over het hele land gekoloniseerd.
Uit de jongste slaapplaatsentelling van Stichting Vogelonderzoek blijkt dat zich in Groningen en Friesland de grootste slaapplaatsen van de grote zilverreiger in Nederland bevinden. Verreweg de grootste concentratie bevond zich in de Kollumerwaard: 352, gevolgd door Harkema 303, Brandemeer (Wolvega) 173, Deelen 171 en Gaestmermar bij Dokkum 167. In totaal werden er in Nederland ruim 7100 slapende grote en kleine zilverreigers geteld.
Topjaar
De winter van 2014/2015 was een topjaar dankzij de goede stand van de veldmuizen. Toen werden er 6300 slapers geteld van de zilverreiger. Op basis van de niet getelde slaapplaatsen en de verspreiding bij de watervogeltelling en losse waarnemingen werd het totale aantal van overwinterende reigers toen op 8900 geraamd.
Volgens Romke Kleefstra van de Friese vereniging voor veldbiologie –die al jaren onderzoek doet in Friesland naar het voorkomen van de zilverreiger– is het aantal vliegbewegingen van de grote zilverreiger de afgelopen jaren afgenomen. Zo’n tien jaar geleden vlogen de meeste vogels zo’n 7 tot 9 kilometer van hun slaapplaatsen naar een foerageerplek. Nu is dat nog hooguit 3 kilometer. Dat betekent dat er dichtbij genoeg te eten is.
Nestelen
Om te kunnen nestelen hebben grote zilverreigers veel overjarig riet nodig, maar ook wilgen zijn populaire broedplaatsen geworden. Ze leggen meestal drie tot vier eieren die in ongeveer 25 dagen worden uitgebroed.
De kleine zilverreiger, die zeldzamer is dan zijn grotere broer, broedt voornamelijk in kolonies. In Friesland broeden ze vooral op de Waddeneilanden. In het binnenland broeden de zilverreigertjes ook tussen blauwe reigers, lepelaars of grote meeuwen. De wintergasten mengen zich met de soortgenoten die hier het hele jaar verblijven.