Boodschap van zonde en genade moet helder blijven klinken
Geef onze jongeren altijd ruimte om eerlijk over geloofsvragen te kunnen spreken, reageert Arie de Vreugd.
Het verhaal van Gerline, over haar vragen en twijfels rond geloofszekerheid (RD 5-3), raakte me. Vooral het feit dat deze jongere in haar kerkelijke gemeente en thuis weinig ruimte ervaart om open over het geloof te spreken. En sterker nog: er blijkt ook een drempel te zijn om met vragen te komen. Er bestaat angst om iets verkeerds te zeggen: „Je bent snel verdacht. De angst is groot dat je te snel denkt dat je bekeerd bent. Men heeft liever dat je zo voorzichtig mogelijk bent.” Ik werd hier stil van.
Ik wil zeker niet generaliseren. Er zijn gelukkig ook genoeg voorbeelden van een andere situatie. En toch, staat Gerlines verhaal op zichzelf? Ik ben bang van niet.
Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat er binnen onze reformatorische gemeenschap op een bepaalde manier een vervreemding van Schrift en belijdenis is ontstaan. Geen uiterlijke vervreemding, die je als het ware letterlijk ziet gebeuren. Misschien moeten we het een innerlijke vervreemding noemen, die niet zozeer te verbinden is aan een bepaalde kerk of plaats. Toch is ze er wel. Deze innerlijke vervreemding berokkent ons meer schade dan ons lief zou moeten zijn. Ze kan ons namelijk zomaar het juiste zicht op de waarheid van Schrift en belijdenis ontnemen.
Veel van onze jongeren weten echt wel „dat er iets aan je ziel moet gebeuren”, zoals Gerline ook schrijft. Maar hun twijfels en vragen blijven liggen als ze horen: „Wacht even, heb je dit of dat wel? Het kan zomaar niet.” Dit kan en móét anders.
Waarheid
Wat is er gebeurd? Zijn we te bang geworden voor invloeden van, om maar iets te noemen, de evangelische beweging? We moeten niet de fout maken dat we, als een soort tegenwicht, de Bijbelse boodschap niet meer laten spreken, uit angst voor misbruik ervan. Zeker, er zijn genoeg redenen om ons te wapenen tegen „alle boze raadslagen die tegen Uw heilig Woord bedacht worden” (Heidelbergse Catechismus, antw. 123). Ik begrijp ook wel de worsteling die er kan zijn. En als we alleen al bij de invloeden van de evangelische beweging blijven, dan is er inderdaad veel wat de toets van Gods Woord niet kan doorstaan.
Laten we er echter toch voor waken dat de boodschap van zonde en genade helder blíjft klinken. Laten we de waarheid niet verdedigen door deze angstvallig te beschermen. De waarheid kan beter Zichzelf verdedigen. Bedenk dat het ónze hoogste verantwoordelijkheid is dat wij daar zuiver en eerlijk mee omgaan.
Wat hebben de opstellers van de belijdenisgeschriften ons helder nagelaten hoe een rijke Christus en een arme zondaar bij elkaar horen en bij elkaar worden gebracht. Hoe eerlijk spreken onze vaderen over zonde en genade, het aannemen van Christus, het vaderlijke in God en het kindschap van de gelovigen. Dit alles in het licht van de drie stukken: ellende, verlossing en dankbaarheid.
Spreuk
Waar is de theologie van de reformatoren en de nadere reformatoren, de Schotse en de Engelse schrijvers die ons lief zijn? Ze predikten Christus en wisten in welke weg Hij dierbaar wordt voor een zondaar. Maar nu lijken ze wel verdacht.
Misschien zijn we de beleving van deze zaken wat kwijtgeraakt en weten we niet meer zo goed wat we ermee moeten. Misschien creëerden we onbewust een veilig stukje grondgebied, waarop we wel alles hebben maar eigenlijk ook álles missen: een leven met de Heere.
Bekering is het werk van Gods Geest, maar een leven met de Heere komt ook niet zomaar inééns ons leven binnen. Waar een levend geloof is (in oefening of misschien wel tot ons verdriet ingezonken en dor), daar is heimwee, strijd, zoeken en vinden. Het gaat inderdaad niet zómaar.
Ik denk aan een turfschipper die deze spreuk op zijn schip had staan: ”Geen schoner les van meerder kracht, dan Micha zes vers acht”. Daar staat: „Hij heeft u bekendgemaakt, o mens! wat goed is; en wat eist de Heere van u, dan recht te doen, en weldadigheid lief te hebben, en ootmoediglijk te wandelen met uw God?” De Heere openbaart Zich in Zijn Woord als een God die aangebeden, gezocht en gevonden wil worden. Zien en horen wij (ook de jongeren) dat?
Hoop
Laten we elkaar niet verdacht maken, maar elkaar proberen te verstaan. Dan zijn er open oren voor de jongeren. Dan zien we uit naar iets van het werk van God Zelf. Naar datgene waar we zelf ook zo naar uitzien of wat we misschien door genade al hebben ontvangen. Dan klinken de Bijbelse zaken zoals dat door Gods Geest is bedoeld. Antwoord 61 van de Heidelbergse Catechismus zegt het zo: „Niet dat ik vanwege de waardigheid van mijn geloof voor God aangenaam ben; maar daarom, dat alleen de genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus mijn gerechtigheid voor God is en dat ik die niet anders dan alleen door het geloof aannemen en mij toe-eigenen kan.” Wat is het nodig om dat (weer) te begrijpen en te beleven. Opdat ook het volgende geslacht dit zou weten en zijn hoop op God zou stellen (Ps. 78:6-7).
De auteur is oud-ambtsdrager en redactielid van Daniël.