Biddag: gebed is een zaak van hoofd, hart en handen
Het gebed is het machtigste wapen dat de mens is gegeven, schreef Luther eens. Van de roomse koningin Mary Stuart is bekend dat ze meer bevreesd was voor de gebeden van de reformator John Knox dan voor al de verenigde legers van Europa.
Het gezegde luidt: Bid en werk. Op deze biddag staat het eerste centraal, vooral het gebed voor arbeid en gewas. Maar als het gebed werkelijk zo’n krachtig middel is, moet een biddende boer dan nog wel aan het werk? En hoe dan?
Het gebed sluit eigen verantwoordelijkheid en het gebruik van middelen niet uit. De joodse gebedsriemen, gebaseerd op Deuteronomium 11, laten zien dat het gebed een zaak is van hoofd, hart en handen. Het gebed is slechts lippentaal als het geen hartenkreet is en als de nood niet gevoeld wordt. Maar de handen ontbreken niet: het gebed maakt niet lui. Koning Salomo wijst er al op dat de begeerte van een luiaard dodelijk voor hem is, omdat zijn handen weigeren te werken.
Dat geldt zeker in de agrarische sector. Wie zaait en niet bidt, zal oogsten zonder zegen, maar wie bidt en niet zaait, zal helemaal niet oogsten. De wonderen waar de Bijbel over spreekt en het geloof in Gods trouw en voorzienigheid behoeden een oprecht christen voor overbezorgdheid maar maken hem niet onverschillig. Een predikant sprak in dit verband over arbeidend bidden en biddend arbeiden.
Bij het gebed voor arbeid en gewas klinkt vaak de verzuchting dat de mens zich door moderne technologie meer en meer onafhankelijk voelt van Gods zorg. Dat is waar en het kan ertoe leiden dat het gebed verslapt of nagelaten wordt.
Er is ook een andere kant: na de biddag is het niet meer om het even hoe iemand zijn werk doet. Het gebed om Gods gunst verdraagt zich niet met middelen waarop Zijn zegen niet kan rusten.
Maar kun je dan wel bidden voor gewas en arbeid in sectoren zoals de intensieve veehouderij of akkerbouw? Zo’n vraag is veel te kort door de bocht. Linkse lobbyisten roepen regelmatig het beeld op alsof al die hardwerkende boeren criminele roofbouwers zijn en dat varkenshouders met een brede grijns het drinkwater verzieken en de lucht bederven. Dat beeld is niet terecht.
In de agrarische sector leeft steeds meer het besef dat het roer om moet, maar dat gaat niet van de ene dag op de andere. De boer zit klem in een marktmechanisme dat hoge opbrengsten vergt tegen lage prijzen. De uitdaging is om te schuiven in de richting van natuurinclusieve landbouw: een duurzame situatie waarbij de akker geen voedselfabriek is maar een ecosysteem. Dat vraagt wel om realistische verdienmodellen die juist het behoud van biodiversiteit en natuurwaarden belonen. Dat kan alleen als de knop omgaat bij de consument, want die moet het betalen. En bij de boer, want een rentmeester houdt anders biddag dan een grootgrondbezitter.