Binnenland

Een beetje zendeling in Harderwijk

Bijna twaalf jaar geleden viel Pieter den Admirant (29) als matroos van het dek in het ruim. Hij liep een hoge dwarslaesie op en zit sindsdien in een rolstoel. Nu evangeliseert hij twintig uur per week onder jongeren. „Toch had ik die periode aan boord niet willen missen. In die tijd is mijn verzet tegen de Heere gebroken.”

Ad Ermstrang
8 March 2018 20:16Gewijzigd op 16 November 2020 12:46
Pieter tussen jongeren in de bus. beeld RD
Pieter tussen jongeren in de bus. beeld RD

Pieter den Admirant heeft turbulente jaren achter de rug. Opgegroeid op het zendingsveld, waar zijn vader geruime tijd als predikant werkzaam was, kwam hij op jonge leeftijd naar Capelle aan den IJssel. Toen zijn vader een beroep aannam naar de hervormde gemeente van Harderwijk verhuisde hij van het beschermde Wartburg College naar een vmbo-klas van een brede scholengemeenschap.

Zijn beroepskeuze stelde hem voor veel vragen. „Ik had er geen flauw benul van wat ik wilde. Totdat mijn moeder in het Reformatorisch Dagblad een oproep zag voor een aankomend matroos en zich afvroeg of dat niet iets voor mij was. Ik was nooit op een binnenvaartschip geweest, maar heb toch contact opgenomen. De schipper kwam uit Krimpen aan den IJssel, de plaats waar we vlakbij hadden gewoond. Ik mocht een weekje mee proefdraaien tijdens een vakantie. Ik kon direct na mijn examen bij de schipper aan de slag. Met enige regelmaat ging ik een week naar het Scheepvaart- en Transport College in Rotterdam.”

Deksman

De eerste tijd voer Den Admirant op het schip, dat zand vervoerde. Eerst als zogenaamde deksman, later als matroos. „Meestal ging het van Breskens naar België. Naar plaatsen als Brussel en Kortrijk. Ik was het varen al spoedig gewend, maar vond het wel eenzaam. Ik miste jonge mensen om me heen. Toch heb ik een belangrijke tijd gehad. De schipper zette me ertoe aan om na te denken over het geloof, iets waar ik me in die tijd tegen verzette. Ik had veel tijd voor bezinning. In die periode ben ik tot verandering gekomen.”

Na anderhalf jaar stapte hij over naar een andere werkgever. „Ik kwam weinig aan varen toe en wilde na het behalen van mijn diploma als volmatroos door voor stuurman/schipper. Ik kwam aan boord van een schip dat diverse goederen vervoerde, meestal richting het Ruhrgebied. We waren met vier of vijf man aan boord.”

Confronterend

De datum van 16 juni 2006 is in zijn geheugen gegrift. „Het was exact twee jaar nadat ik was gaan varen en veertig dagen nadat ik belijdenis had gedaan in de Grote Kerk van Harderwijk. We voeren op het Rijn-Hernekanaal, niet zo ver van Duisburg. Daar heb je veel lage bruggen. We waren gelost, zodat we wat water moesten inlaten om onder de oeververbindingen door te kunnen. Ik was het dek aan het schoonspuiten. Er waren drie bruggen achter elkaar en ik had de laatste niet gezien, zodat ik niet bukte. Ik sloeg het geopende ruim in, vier en een halve meter lager.”

Toen hij een minuut of tien later weer bijkwam, voelde hij een enorme pijn. Een collega hield zijn nek vast en probeerde hem, eenmaal bij zijn positieven, aan de praat te houden. Met een traumahelikopter werd Den Admirant overgebracht naar een ziekenhuis in de omgeving. Twee weken lag hij daar en na vervoer naar Nederland nog eens twee weken in het Universitair Medisch Centrum Utrecht.

„De Duitse arts had direct tegen mijn ouders gezegd dat ik mijn nek had gebroken en niet meer zou kunnen lopen, maar dat werd mij in de weken en zelfs maanden daarna pas duidelijk. Stap voor stap. Na het UMC kwam ik in revalidatiecentrum De Hoogstraat in Utrecht. Daar verbleef ik elf maanden. Ik heb geprobeerd om er alles uit te halen wat menselijk gezien mogelijk was. Ik heb momenten gehad dat ik probeerde met loopbeugels te oefenen, maar de fysiotherapeut gaf aan dat dat geen zin had en dat ik met een rolstoel verder moest. Heel confronterend, maar het was wel de realiteit. Ik kan nog wel mijn armen en handen enigszins bewegen, maar mijn vingers hebben veel van hun kracht verloren.”

Medaille

Het was een zware tijd. „Je bruist van energie, bent niet makkelijk voor jezelf en evenmin voor je omgeving. Ik heb direct na mijn val God gedankt dat ik nog leefde en heb Hem als heel dichtbij ervaren. Maar zeker de eerste jaren vroeg ik me ook wel af of dit nu het leven met God moest zijn. Het was zo ingrijpend dat het tijd kost om het een plek te geven. Ik heb geleerd dat het leven veel lijkt op een medaille met een glanzende en een doffe kant.”

In 2012 trouwde hij met Corianne Bouwman. Ze wonen in Stroe. „Corianne stond tot voor kort parttime voor de klas, maar is nu gestopt. Ze wil er voorlopig zijn voor de kinderen en mij.” Hun tweede kindje is op komst. „Dat is echt een groot wonder. Eerst vroeg ik me af of ik wel zou trouwen, later of we kinderen zouden kunnen krijgen. Nu heb ik beide. Ik zie dat als zegeningen van boven. Dat is de glanzende kant.

Aan de andere zijde zit ik in een rolstoel met de nodige beperkingen. Alles duurt langer en nogal wat zaken kosten me veel tijd. Dat is blijvend. Soms lukt het me niet om alleen goede dingen in het oog te houden. Gelukkig heb ik dan mensen om me heen die me corrigeren.”

Onbevangen

Eenmaal thuis, toen nog bij zijn ouders, kwam de vraag hoe het verder moest. „Toen sprak ik op een zekere dag met de penningmeester van een welzijnsorganisatie in Harderwijk, die zich afvroeg of het welzijnswerk iets voor mij zou zijn. Ik heb een werkervaringsplek gekregen voor een periode van twee en een half jaar. Het werk was breed, variërend van activiteiten voor jongeren tot kinderen en uitleen van speelgoed. Ik was vooral gericht op jongeren, maar merkte dat kinderen heel puur en onbevangen zijn. Dat heeft ook iets moois. We hadden veel met buitenlandse jeugd te maken.

Het was een neutrale stichting met medewerkers die echt een hart hebben voor mensen. Maar ik kon er niets over het geloof kwijt. Omdat ik dat wel wilde, ben ik er uiteindelijk mee gestopt. Na de afscheidsbarbecue reed ik naar huis met in mijn hart de vraag: wat nu? Toen kwam Youth United (zie ”Met een dubbeldekker langs middelbare scholen”, AE) in mijn gedachten. Ik kende de stichting van naam, meer niet. Ik wist niet eens iets over het werk.”

Bewogenheid

Den Admirant nam contact op en kon komen voor een stage. Hij gelooft vast dat God hem heeft geleid naar het werk dat hij nu doet. „Ik voel me verbonden met de jongeren hier. Er is veel nood, ik zie vaak de pijn in hun ogen”, aldus de jongerenwerker, die zich sterk aangesproken weet door de tekst in Mattheüs 15 waarin wordt gesproken over Jezus’ bewogenheid met de schare.

„Ik voel me een beetje een zendeling in Harderwijk. Ik houd me niet zo bezig met de vraag wat de toekomst brengt. Mijn liefde voor andere jongeren is nog niet op. Ik hoop een schakeltje in hun leven te mogen zijn. En mocht God in de toekomst wat anders met me zou voorhebben, dan hoor ik dat van Hem.”

Met een dubbeldekker langs middelbare scholen

Het kantoor van het Evangelisch Centrum voor Hulp en Ondersteuning (Echo) is in een voormalig onderkomen voor gastarbeiders in Harderwijk. De spits van de slanke minaret van een moskee, pal ernaast, steekt er hoog bovenuit. Het deert de parttimewerkers/vrijwilligers niet. Integendeel, in hun dagelijks bezigheden hebben zij vaak te maken met jongeren uit moslimgezinnen. „En natuurlijk met tal van mensen met een andere achtergrond. Veel mensen denken wel dat Harderwijk een christelijke plaats is, maar de praktijk laat zien een steeds grotere groep inwoners niets meer van de Bijbel weet”, zegt medewerker Pieter den Admirant. Hij is in dienst van de Buzz, samen met christelijk welzijnswerk Youth United, onderdeel van Echo.

Echo werd in 1982 opgericht. Het doel van de stichting is het ondersteunen van kerken en gemeenten in de regio Harderwijk op het gebied van toerusting en evangelisatie. Stichting Echo wil een aanzet geven op de gebieden waar kerken niet aan toe komen.

Met een dubbeldekker trekken de twee welzijnswerkers Pieter en zijn collega Lennart van der Vegt langs de middelbare scholen in Harderwijk. „Op vier van de vijf scholen zijn we welkom.” De bus van Youth United –de Buzz genoemd– vormt het visitekaartje voor het jongerenwerk, dat zich richt op 12- tot 20-jarigen. „Twee dagen per week staan we bij de scholen. Scholieren komen bij ons in de pauze of tijdens tussenuren wat drinken of een broodje eten. Wij proberen met hen een relatie op te bouwen. We leggen, zeker in het begin, het Evangelie er niet duimendik bovenop en proberen te voorkomen dat we de Jezusbus –een naam die we ook weleens hebben gehoord– worden genoemd. We willen hen verder helpen in hun leven.”

De Buzz wordt ook ingezet tijdens lessen op school of vieringen van bijvoorbeeld het kerst- of paasfeest. „Dat trekt de aandacht van vrijwel de gehele schoolbevolking.”

Het werk van Youth United wordt gesteund door een groot aantal kerken en door particulieren, die donaties overmaken. Ook de beide medewerkers leven van giften. „Ik werk twintig uur per week en dat wordt bekostigd door een netwerk van vrienden en bekenden.” Jongeren die meer willen weten, krijgen vervolgcursussen aangeboden. Den Admirant is bij dat werk, dat eveneens door vrijwilligers wordt gedaan, niet direct betrokken. „Mijn taak ligt in en bij de bus.”

Zijn collega Lennart coördineert het werk van Youth United. Hij omschrijft de mogelijkheden op christelijke middelbare scholen als „ongekend. Ik zag dat heel veel jongeren geen idee meer hebben waar het om draait in het christen-zijn en op basis van vooroordelen het christelijk geloof afschrijven. De school is dan de plek om jongeren te ontmoeten en te laten zien waar het echt om gaat.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer