Column: Conciërge als huis-tuin-en-keukenpedagoog
Vanwege het barre weer ben ik vandaag vroeger dan anders naar school gegaan. Wonder boven wonder reden de treinen ondanks de vrieskou en de harde oostenwind op tijd. Ik liep naar mijn goede oude Driestar hogeschool, waar de deur zelfs nog dichtzat. Even later kwam een van onze conciërges eraan en hij opende de deur.
Ik ging naar mijn lokaal om mijn spullen klaar te zetten voor de colleges van vandaag. Toen alles klaarstond ben ik naar de keuken gegaan, en daar was mijn collega al bezig de koffieautomaat in gereedheid te brengen. Even later drong de troostende koffiegeur mijn bevroren neusgaten binnen en verwarmde de mok mijn koude handen. Ik begon weer wat moed te vatten om de nieuwe schooldag te beginnen. Onderwijl hadden we een praatje over hoe het nu, na het overlijden van mijn vader, met mijn moeder ging en we kregen op dit vroege uur zomaar een goed gesprek.
Toen ik even later de trap opliep om weer naar mijn lokaal te gaan, bedacht ik dat er in de duizenden boeken die er zijn geschreven over onderwijs en pedagogiek waarschijnlijk nergens een boek of hoofdstuk te vinden is over de schoolconciërge (of het keukenpersoneel, de facilitair medewerker, de onderwijsondersteuner of hoe we hem of haar ook noemen).
Hij verdient geen dik salaris, omdat in zijn functieomschrijving alleen de praktische taken staan vermeld. Maar hoeveel leerlingen zouden er in de goot zijn beland zonder de hulpvaardige conciërge die hun treurige verhalen over de ellende van hun gebroken gezinnen aanhoorde? Hoeveel geplaagde kinderen zijn er niet gered doordat de conciërge de moed had om de pesters op hun nummer te zetten? En welke diepe gesprekken zijn er door hem niet gevoerd daar ergens in al die nameloze kapstok- en kluisjesruimtes?
Bij ons in Gouda zetten de collega’s van de keuken zelfs warme maaltijden voor ons klaar als we avondcolleges hebben, en ze eten dan meteen met ons mee. Omdat ik vegetariër ben, krijg ik een speciale maaltijd geserveerd. Sommigen van hen kijken met afgunstige blikken naar mijn maaltijd en denken dan dat ik privileges heb (en dat ga ik natuurlijk ook niet ontkennen!).
Steeds weer ontstaan er dan de half ernstige, half plagende gesprekken over waarom ik geen vlees eet, geen mobiel heb en geen auto rijd. Deze gesprekken eindigen altijd wel weer met grappen als zou ik een soort negentiende-eeuwse romanticus zijn die per vergissing in de 21e eeuw is beland. Voorbijgangers die onze gesprekken aanhoren, denken soms dat we ruzie hebben en bijna op de vuist gaan, maar niets is minder waar. „Was sich liebt, das neckt sich”, zeggen de Duitsers: „Wie elkaar liefheeft, plaagt elkaar!”
Vaak beschikken conciërges over een groot psychologisch inzicht in zowel de leerlingen als de collega’s van de school. Soms doen ze een goed woordje voor een leerling bij een leraar, conrector of ouder. Als het nodig is spreken ze de leerlingen vermanend toe. Vaak hebben leerlingen groot respect voor hen en laten ze zich door hen gezeggen.
Wanneer wij als driestarianen het afscheid van de studenten van pabo 4 hebben, komen de collega’s van de keuken in groten getale naar de slotavond in het oude klooster in Biezemortel. Ze onderwerpen zich daar, net als wij docenten, aan de jaarlijkse grappen en opdrachten die we moeten uitvoeren. Maar altijd weer worden ze ook in het zonnetje gezet door de studenten, die haarscherp aanvoelen wat hun betekenis voor de school is.
Daarom beschouw ik deze column als een ode aan de conciërge van de school! In de handboeken pedagogiek zou een hoofdstuk moeten worden toegevoegd over de pedagogische rol van de conciërge.
Een paar weken geleden is de grote pedagoog Wim ter Horst overleden. Hij sprak over de tuinman, de schatbewaarder, de herder, de gids en de priester die de leraar moet zijn. Ik denk dat Ter Horst het met me eens zou zijn dat ook de conciërge al deze roepingen heeft. Want veel meer dan we vermoeden helpt hij de leraren en de ouders om de leerlingen op te voeden. De goede conciërge verenigt Martha en Maria in één persoon.
De naam van de conciërge wordt nooit vermeld in het journaal, hij krijgt nooit een Nobelprijs en er is geen dag voor de conciërge. Ik stel voor dat de conciërge in een nieuwe functieomschrijving wordt aangeduid als de huis-tuin-en-keukenpedagoog van de school (met een navenant salaris).
En ondertussen ben ik benieuwd naar wat ik na deze column aanstaande donderdagavond op mijn bordje geserveerd krijg!
Dr. Ewald Mackay is historicus en filosoof. Hij is werkzaam als docent geschiedenis, cuma en filosofie aan Driestar hogeschool te Gouda.