„Cheider weigerde aangifte misbruik niet”
De orthodox-joodse school het Cheider in Amsterdam wordt ten onrechte in een kwaad daglicht gesteld door berichten dat ze geen aangifte van seksueel misbruik door een leerkracht wilde doen.
Dat zegt prof. mr. H. Loonstein, voorzitter van het bestuur, in reactie op een bericht in NRC van dinsdag. „Onjuiste en onvolledige berichtgeving van een krant die dacht een primeur te hebben en plotseling tijdsdruk inbouwde toen bleek dat ook De Telegraaf erover wilde publiceren”, stelt Loonstein.
Volgens het bericht weigerde het Cheider in 2012 ondanks aandringen van de onderwijsinspectie vier maanden lang de wettelijk verplichte aangifte te doen. Dat gebeurde pas na druk van de toenmalige minister van Onderwijs, Van Bijsterveldt. NRC zegt met leraren, ouders en andere betrokkenen gesproken te hebben en kreeg inzage in „stukken, onder meer interne documenten van het Cheider zelf.”
Inspectie
Volgens de bestuursvoorzitter is het bericht onjuist. De school heeft onmiddellijk een melding bij de vertrouwensinspectie en de zedenpolitie gedaan nadat op 6 juni 2012 de eerste melding van misbruik door Ephraïm S. binnenkwam. „Het betrof een leerling van het voortgezet onderwijs, terwijl de leerkracht op de basisschool werkte. Om die reden én omdat het misbruik buiten de school zou hebben plaatsgehad, zei de inspectie dat we geen aangifte moesten doen.
Daar kwam bij dat er bij het waarheidsgehalte van de meldingen aanvankelijk twijfels waren, terwijl er volgens de wet pas aangifte gedaan mag worden als er een redelijk vermoeden van schuld is. Uit eigen beweging hebben we de leerkracht wel geschorst.
Er kwam een tweede melding, die echter na twee dagen werd ingetrokken. We zijn toen opnieuw naar de vertrouwensinpectie gestapt en die adviseerde: Meld het bij de zedenpolitie, maar doe geen aangifte.”
Toen er later nog twee meldingen bijgekomen waren, adviseerde de inspectie de school op 4 juli om aangifte te doen, zegt Loonstein. „De ommezwaai van de inspectie en de warrige en wisselende informatie die het crisisteam van de ouders ontving, maakten dat het bestuur van het Cheider het wettelijk voorgeschreven overleg met de inspectie wilde afwachten alvorens tot aangifte over te gaan”, aldus een brief die de school dinsdag naar de ouders verstuurt. „Door vakanties heeft dit overleg pas op 20 september plaatsgehad.”
Ridicuul
Op 30 oktober heeft het bestuur aangifte gedaan. Van betrokkenheid van de minister of dreiging met een sanctie is volgens Loonstein geen sprake geweest. „Deze gang van zaken is gewoon in lijn met wat de wet hierover voorschrijft. De suggestie dat het Cheider de verdachte de hand boven het hoofd wilde houden of hielp naar Israël te vluchten is ridicuul en heeft niets met de werkelijkheid van doen.”
Toen aangifte werd gedaan, waren bijna vier maanden verstreken nadat de inspectie hierop had aangedrongen. In antwoord op vragen in de Amsterdamse gemeenteraad noemde toenmalig burgemeester Van der Laan de tijd tussen de meldingen van ouders en de aangifte door het schoolbestuur „opvallend lang.” In februari vorig jaar schreef NRC dat het bestuur van de Joodse school volgens een aantal ouders „heel laks” op de vermoedens van misbruik heeft gereageerd.
Dat de school de kwestie „volgens de Joodse wet” zou hebben willen afhandelen, is volgens bestuursvoorzitter Loonstein onwaar. „Eén van de betrokken ouderparen heeft een buitenlandse rabbijn geraadpleegd en op zijn aanwijzing geen aangifte gedaan. De school was daar niet bij betrokken en heeft wel aangifte gedaan, en de andere ouderparen deden dat ook.”
Voor de rechter
De betrokken leerkracht werd in maart 2016 in Tel Aviv opgepakt. In september in dat jaar meldde De Telegraaf dat S. niet alleen van misbruik werd verdacht, maar ook van verkrachting. Hij zou zich aan zeven personen hebben vergrepen. Eind 2016 werd hij uitgeleverd, nadat de Israëlische Hoge Raad daarvoor toestemming gaf.
S. staat volgende maand terecht. Hij wordt door het openbaar ministerie vervolgd wegens het op school plegen van ontucht met of verkrachting van minstens vijf leerlingen tussen de zes en dertien jaar oud.