Training voor diakenen: niet achter de nood aansloffen
Een diaken geeft met overtuiging zijn jawoord als hij in het ambt wordt bevestigd. Niet veel later staat zijn agenda vol vergaderingen en overleggen. Is dit het nu? De cursus ”Gaaf geven” wil helpen om diaconaal actief te zijn „vanuit het hart.”
De klok van de Dorpskerk in IJsselmuiden slaat tien uur. In de woonkamer in zijn huis, pal tegenover de kerk, vertelt Harry van der Kamp dat hij net terug is uit Moldavië. Hij bezorgde voedselpakketten bij arme gezinnen, maar ook brandhout voor de kachel.
„Moldavië is een arm land. In een strenge winter is echter niet honger maar kou er doodsoorzaak nummer één”, zegt Van der Kamp, werkzaam voor de christelijke organisatie Mensenkinderen. Deze biedt met een jaaromzet van circa 3 miljoen euro hulpverlening in Moldavië, Armenië, Albanië en Bulgarije.
Voor Mensenkinderen ontwikkelde Van der Kamp het afgelopen jaar ”Gaaf geven”, een cursus voor diaconale toerusting. „Ik vind het leuk om cursussen te geven. Eerder werkte ik negen jaar als gemeenteadviseur bij de HGJB, jongerenorganisatie in de Protestantse Kerk in Nederland. Toen kwam ik veel ouderlingen, predikanten en jeugdleiders tegen, maar geen diakenen. Mijn huidige werk heeft juist alles met diaconaat te maken.”
Interactief
Van der Kamp, die acht jaar ouderling was, ontmoet geregeld ambtsdragers die vinden dat bestuurlijke zaken hun te veel in beslag nemen. „Voor je het weet, zit je in de modus van vergaderen en blijkt het lastig de kern van je roeping bovenaan te laten staan. Dat hoor ik ook van diakenen. Ze zeggen: Diaconaat is prachtig werk, maar mijn agenda is grotendeels gevuld met vergaderingen in plaats van het daadwerkelijk helpen van bijvoorbeeld ouderen of mensen met een handicap, dichtbij of ver weg.”
De cursus ”Gaaf geven”, die onder meer werd gevolgd door hervormde diaconieën in Rijssen, Oud-Beijerland en Heerde, speelt daarop in. „Als organisatie vragen we iets aan kerken, namelijk steun voor ons werk, maar met deze cursus hebben we hun ook iets te bieden. We vinden het natuurlijk mooi als een diaconie die deze toerusting van één of twee avonden volgt, bijdraagt aan een van onze projecten. In dat geval verzorgen we dit programma gratis. Als een diaconie daar niet voor kiest, vragen we een bedrag dat de kosten dekt.”
De cursus is interactief, waarbij Van der Kamp geen pasklare oplossingen biedt maar vooral prikkelt tot nadenken. „Ik begin met een Bijbelstudie over een gedeelte uit Spreuken 21 of Markus 12. Daarna vraag ik aan de diakenen: Wat houdt je jawoord in? Wat heb je gedacht, gevoeld en gebeden toen je ja zei op je roeping? En komt datgene wat je voor ogen stond nu ook tot z’n recht? Kun je je diaconale verlangen handen en voeten geven als je bij een WMO-overleg van de gemeente zit of de zoveelste vergadering in je agenda noteert?”
Van der Kamp ziet mogelijkheden om minder tijd aan vergaderwerk te besteden. „Het komt nogal eens voor dat acht mensen om de tafel zitten om te praten over een thema dat de helft niet direct raakt. Waarom moet een diaken die verantwoordelijk is voor de voedselbank ook bij het overleg over de kerkradio zitten? Door diverse zaken niet bij de gehele diaconie maar bij een kleinere werkgroep neer te leggen, maak je tijd vrij.”
Als belangrijk thema noemt Van der Kamp ook bezinning op het geefgedrag. „Is het een automatisme om een collectebon- of muntje in de zak te stoppen of voelen mensen zich betrokken bij de doelen en geven ze vanuit hun hart, zoals de arme weduwe uit Marcus 12 die twee penningen in de schatkist deed? Daarvoor is het nodig dat gemeenteleden concrete informatie krijgen over wat er met de opbrengst gebeurt. Dat kan de betrokkenheid vergroten.”
Het ondersteunen van noodhulp na rampen, zoals een aardbeving in Haïti, kan anders dan nu vaak gebeurt, stelt Van der Kamp. „Vaak wordt na zo’n ramp een collecte gepland en als die is gehouden, maakt de diaconie de opbrengst over naar een organisatie die in het gebied werkt. Dan ben je al snel vier weken verder.
Je kunt ook zeggen: Er is een aardbeving geweest, we geven 10.000 euro voor noodhulp en daarna houden we een collecte in het vertrouwen dat de gemeente dit geld opbrengt. Dan slof je niet achter de nood aan, maar geef je snel en ruimhartig, vanuit je hart.”
Wanneer een diaconie een grote financiële buffer heeft, werkt dit remmend op het geefgedrag, zegt Van der Kamp. „Ik snap dat een zekere reserve nodig is, maar maak dat potje niet te groot. Daardoor wordt de gemeente inactief. Hoe leger de kas is, hoe meer mensen vaak geven. Het is niet erg als je als diaconie een keer moet zeggen: „De bodem komt in zicht.” Dan schud je mensen wakker en zie je vaak dat ze uit overtuiging extra geven omdat ze niet willen dat een diaconie geen hulp meer kan verlenen.”
Fruitbakjes
Van der Kamp vraagt ook aandacht voor het betrekken van kinderen en jongeren bij het diaconale werk. „Dat gaat verder dan als diakenen één keer een gesprek hebben met jongeren voordat ze belijdenis gaan doen. Denk bijvoorbeeld aan het uitleggen van de belangrijkste collectedoelen in het kerkblad, speciaal voor kinderen. Zij moeten ook weten wat er met het geld gebeurt.”
Ook tieners kunnen worden betrokken bij het omzien naar de naaste, bijvoorbeeld door hen in te schakelen bij het bezorgen van fruitbakjes bij ouderen in de week voor Kerst. „Als diakenen dat allemaal zelf doen, hebben ze een week lang hun handen vol. Ze bellen bij een oudere aan, maken even een praatje en gaan snel naar de volgende. Voor een geestelijk gesprek is geen tijd, terwijl het geven van aandacht belangrijker is dan het overhandigen van fruit dat er soms half januari nog ligt. Je kunt hiervoor ook jongeren in de gemeente inschakelen, die zo in contact komen met ouderen en ook wat langer kunnen blijven.”