Gelobde bekerspons in de stoep voor Lange Nieuwstraat 56
Een standbeeld vol zeelelies, sponsen in de stoep en inktvissen in de muur. De brokken natuursteen die in steden in grote hoeveelheden zijn toegepast, zitten tjokvol versteend leven. „Als je dat eenmaal weet, zie je het overal.”
Fossielen in de stad, dat lijkt op het eerste gezicht te gek voor woorden. Toch is het niet zo vreemd dat resten van uitgestorven planten en dieren in straten en gebouwen in ruime mate voorhanden zijn. Het gesteente komt uit groeves van over de hele wereld en wordt in steden al eeuwenlang toegepast.
In de kalksteen, zandsteen en hardsteen die onder invloed van water en wind laagje voor laagje is ontstaan, zijn talloze planten en dieren ingesloten. Zeker als de stenen op de zaagsnede worden gepolijst, zijn deze fossielen in dwarsdoorsnede soms prachtig zichtbaar.
„Je ziet ze in iedere stad, met een onuitputtelijke diversiteit”, stelt hoogleraar vertebratenpaleontologie Jelle Reumer. De Utrechtse bioloog, die uitgestorven gewervelde dieren als vakgebied heeft, ziet het als zijn missie om biologie en paleontologie dichter bij de gewone man te brengen. Hij schreef tientallen boeken en heeft er nog diverse onderhanden. Daarnaast laat hij met enige regelmaat in de krant en op radio en televisie van zich horen. Van 1987 tot 2015 was hij directeur van het Natuurhistorisch Museum Rotterdam.
Gidsje
Oog voor fossielen in de stad kreeg Reumer ergens in de jaren zeventig. „Ik studeerde destijds biologie in Utrecht en was altijd al geboeid door fossielen. Niet voor niets had ik geologie als tweede hoofdvak. In die tijd werd winkelcentrum Hoog Catharijne gebouwd. De vloertegels in de passages zijn van kalksteen uit Beieren en bevatten een schat aan fossielen. Ammonieten bijvoorbeeld, vuistgrote gedraaide schelpen, als een slakkenhuis. Het blijft leuk om die tegels te zien, ik kan er nog steeds van genieten.”
Al snel had de bioloog in de gaten dat hier een heel grote, maar onbekende wereld letterlijk aan onze voeten ligt. „Op een bepaald moment viel me op dat er over dit onderwerp nauwelijks geschreven is en wist ik: hier moet ik iets mee. Toch heb ik het lang laten rusten.”
Een jaar of wat geleden blies Reumer zijn ‘hobby’ nieuw leven in en rijpte het idee om een gidsje te schrijven. Dat moet mensen uitnodigen om ook zelf op pad te gaan en de fossielen in het straatbeeld met eigen ogen te zien. „Ik ben overal geweest, van Groningen tot Middelburg en van Amsterdam tot Zwolle. Het is nog een heel boek geworden.”
”Kijk waar je loopt!” verscheen ruim een jaar geleden en leverde vooral de eerste maanden veel reacties op. „Ik kreeg aan de lopende band tips en foto’s toegestuurd, in het begin vaak meerdere per dag.”
Dat versterkte Reumer in zijn gevoel dat deze gids geen eindpunt is, maar meer een tussenstation op weg naar een groter werk, dat hij als voorlopige titel ”De canon van de Nederlandse fossielen” heeft gegeven. „Het zal nog wel een paar jaar duren voor het verschijnt. Het is veel werk en ik wil ook eerst nog wat andere dingen afmaken.”
Zandmotor
De canon gaat zich niet beperken tot fossielen in het straatbeeld alleen, maar moet plaats bieden aan alles wat er op dat gebied in Nederland te vinden is. Dat die zaken nooit eerder goed beschreven zijn in één werk, komt volgens Reumer ook omdat Nederland er vergeleken met andere landen wat fossielen betreft bekaaid van afkomt. „Nederland lijkt van nature arm aan fossielen, maar dat beeld wil ik graag bijstellen. We hebben meer dan een handvol steengroeves en Cadzand met zijn fossiele haaientanden. Op de Tweede Maasvlakte, de zandmotor voor de Noordzeekust en op akkers op de Hondsrug in Groningen en Drenthe is ook van alles te vinden. En dan zijn er nog de fossiele resten die via rivieren en gletsjers hier gekomen zijn.”
Zo ogenschijnlijk arm als Nederland aan fossielen is, zo veel is er in buurlanden te vinden. „In het buitenland verschijnen tal van gidsen die mensen helpen fossielen te vinden. Dat is ook logisch. Ga je de grens met Duitsland over, dan vind je tal van verlaten steengroeves waar je zo in kunt. Ook langs de Franse kust kun je overal fossielen vinden, al is het zoeken ernaar eigenlijk verboden. Het zou te gevaarlijk zijn.” Met een glimlach: „Ik kan me zo voorstellen dat het zoeken van fossielen in een drukke stad meer gevaar oplevert.”
Bij zijn zoektocht naar bijzondere fossielen in het straatbeeld krijgt Reumer veel hulp van liefhebbers die in hun eigen stad de krenten uit de pap uit het hoofd kunnen oplepelen. Middelburg neemt in de gids bijvoorbeeld een grote plaats in. „Daar is ook enorm veel te vinden, maar dat er een aantal liefhebbers rondloopt, helpt ook.” Die vonden onder andere koralen in een stoep van de Pijpstraat en de gevels van de Oostkerk, brachiopoden in het stadhuis en slakkenhuizen in de vloer van de kloostergang van de Middelburgse abdij.
Divers
Ondanks al het moois wat er in steden als Middelburg, Zwolle en Amsterdam is te vinden, springt voor Reumer Utrecht er toch echt uit. „En dat niet alleen omdat het mijn woonplaats is. Wat je daar vindt, is zo divers.” De gelobde bekerspons in de stoep voor Lange Nieuwstraat 56 –zo groot dat hij zelfs op Google Street View goed te zien is– illustreert dat.
Niet alleen het opvallende en afwijkende, ook het onooglijke kan de paleontoloog bekoren. „Microfossielen zijn zo ongelooflijk mooi, maar je moet er wel een microscoop bij pakken om ze te zien.” Als voorbeeld noemt hij de krijtrotsen van Dover en Normandië, die voor bijna 100 procent uit fossiele resten van kalkskeletjes van eencelligen bestaan. Een eencellig organisme met de naam Emiliania huxleyi is zijn favoriet. „Onder de microscoop zijn het grote bollen, bedekt met tientallen cirkels. Net fietswielen.”
Die kalkskeletjes zijn niet alleen mooi om te zien, wetenschappers kunnen er ook veel van leren. „Boringen in de zeebodem leveren een heel archief op van het klimaat op aarde. De effecten van de hoeveelheid kooldioxide in de lucht en de temperatuur zijn er nauwkeurig uit af te lezen.”
Zelf fossielen ‘bakken’
Stadsfossielen zoeken en fotograferen is mooi, maar ze mee naar huis nemen is helemaal prachtig. De Zeeuwse fossielenkenner Freddy van Nieulande heeft een manier bedacht waarmee mensen weliswaar geen fossiel, maar wel een afdruk ervan mee naar huis kunnen nemen. Bijvoorbeeld van een slakkenhuisje uit de vensterbank van de Middelburgse abdij. Die vensterbank bestaat uit zandsteen. In dat verharde zand zitten holten in de vorm van een slakkenhuis. Dat komt doordat de kalk waar dit schelpje uit bestond, al lang is opgelost. Met een stukje fimoklei is tot in detail vast te leggen hoe de schelp eruit heeft gezien. Het enige wat je hoeft te doen, is de klei in het gaatje drukken en er voorzichtig weer uitpeuteren. Dertig minuten afbakken bij 110 graden Celsius levert een keiharde afdruk op. Desgewenst in alle kleuren van de regenboog.
Prachtige koralen in stoeprand
Als opstapje naar een nog omvangrijker werk schreef Jelle Reumer de gids ”Kijk waar je loopt!”, met als ondertitel ”Over stadspaleontologie”. Wie de gids doorbladert, weet niet wat hij ziet. Slakkenhuizen, inktvissen, zee-egels, sponzen. Soms klein, maar net zo vaak tientallen centimeters groot.
Reumer schrijft toegankelijk en humoristisch, maar het eerste gedeelte van het boek is wel even doorbijten. Tientallen bladzijden lang onderwijst hij zijn lezerspubliek over de talloze fossielen in evenzoveel tijdperken en de huidige stand van de wetenschap. Voor wie dat zijn petje te boven gaat of er zo zijn vraagtekens bij heeft, is het zaak om snel door te gaan naar het tweede deel van het boek. Daar gaat het feest pas echt beginnen.
De vele tientallen foto’s vragen erom Reumer achterna te reizen. Van Groningen tot Maastricht, van Amsterdam tot Middelburg. Of om maar gewoon ergens op zoek te gaan, desnoods in de hardstenen onderdorpel onder je eigen voordeur. Of in de natuurstenen stoepranden in de binnenstad. Die bij ons in Leerdam –pal voor het Kruidvat en bedekt met plakkaten kauwgum– blijkt zomaar een paar prachtige koralen te herbergen.
Duizenden inktvissen
Een mooie naam, een opvallende collectie, een sfeervol restaurant en een aantrekkelijk kinderprogramma. Het Noord-Hollandse archeologiecentrum Huis van Hilde in Castricum doet er alles aan om mensen binnen te krijgen. En slaagt daar ook in.
Maar er is meer te beleven. Niet voor niets behoort de natuurstenen gevelbekleding van het moderne gebouw tot de favorieten van de Utrechtse bioloog Jelle Reumers. „Zo overweldigend. Bijzonder. Uniek.” Dit donkergekleurde hardsteen is afkomstig uit Marokko en zit vol met inktvisfossielen met de naam Orthoceras. Het ene een paar centimeter, het andere tientallen centimeters lang. Vaak middendoor gezaagd, zodat het siphokanaal (bedoeld voor stofwisseling) goed is te zien.
De grote gevelplaten zijn zowel binnen als buiten toegepast. Met elkaar hebben ze een duizelingwekkende hoeveelheid versteende inktvissen in Castricum gebracht.
De dames achter de balie zijn inmiddels wel gewend aan duizenden fossiele inktvissen achter hun rug. De meeste bezoekers hebben het helemaal niet in de gaten. Slechts af en toe vraagt iemand wat al die witte dingen te betekenen hebben. Niet zo verwonderlijk, want wat moet je met Marokkaanse fossielen als je komt voor de historie van Noord-Holland. Tot je erop gewezen wordt. Dan blijken die inktvissen alleen al voldoende om het Huis van Hilde met een bezoek te vereren.
Boekgegevens
”Kijk waar je loopt!”, Jelle Reumer; uitg. Historische Uitgeverij, Groningen, 2016; ISBN 978 90 6554 446 9; 141 blz.; € 18,50.