Duinbunkers in trek bij vleermuizen
Voorzichtig laat vleermuizenteller Anne-Jifke Haarsma de zware stalen deur achter zich dichtvallen. Dan is er niets dan duisternis – tot ze haar zaklamp aanknipt en er zich in het schijnsel een lange gang uitstrekt, diep het duin in. Hier, in bunkercomplex Wassenaarse Slag, slapen vleermuizen.
De 40-jarige Haarsma houdt zich al 25 jaar bezig met deze vliegende zoogdiertjes. In de duinen bij Wassenaar doet ze sinds 2003 onderzoek naar meervleermuizen, een vrij zeldzame gebouwbewonende soort die in de zomer jaagt boven grote wateren en weilanden. Sinds enkele decennia weten steeds meer meervleermuizen de weg te vinden naar de bunkers van de Atlantikwall, tussen 1940 en 1945 door de Duitsers gebouwd tegen een geallieerde invasie.
„In alle bunkers die voor vleermuizen toegankelijk zijn zitten van begin augustus tot half april vleermuizen: in de nazomer om te paren, daarna om hun winterslaap te houden”, vertelt de kenner, die hier tellingen uitvoert voor onderzoek. Daarbij is het zaak de beestjes zo min mogelijk te verstoren. Haarsma waarschuwt vooraf: „Draag geen piepende schoenen of krakende jas, gebruik alleen een ledzaklamp –die geeft vrijwel geen warmte af– en probeer met een muts of sjaal je lichaamswarmte bij je te houden.”
In de zomer worden in een deel van het complex excursies gehouden; vanaf 1 september mogen alleen vleermuistellers in de bunkers komen. Dat is belangrijk, want overwinterende vleermuizen hebben duisternis, vocht, een vorstvrije ruimte en vooral rust nodig. Haarsma: „Vanwege temperatuursveranderingen worden ze wel tien tot vijftien keer per winter wakker en veel meer kunnen ze ook niet verdragen, want dan raken ze door hun vetreserve heen. Wakker worden kost ze veel energie, en omdat ze moeten vliegen kunnen ze niet meer dan 25 procent van hun lichaamsgewicht aan reservevet opbouwen.”
Als er eentje wakker wordt wekt die vaak ook andere. Sommige jonge mannetjes proberen zelfs hartje winter te paren, wat door de vrouwtjes niet altijd op prijs wordt gesteld.
Geluiddempend
Haarsma sluit de deur achter zich en loopt voorzichtig de onderaardse gang in. Op de vloer ligt in een groot deel van het gangenstelsel geluiddempend duinzand. Fijn voor de vleermuizen, want de gemetselde gangwanden versterken elk geluid. Al snel dringt er geen enkel licht van buiten meer door. Met een zaklamp speurt Haarsma iedere spleet en elke dichtgemetselde ventilatieschacht af en spoedig vindt ze de eerste: een vrij kleine vleermuis met een donkere vacht, driehoekige oortjes en betrekkelijk grote pootjes. De ervaren vleermuizenteller hoeft niet al deze kenmerken na te lopen om te zien dat dit een watervleermuis is.
Het blijkt de meest voorkomende soort in het onderduinse bunkercomplex. De meeste zitten diep weggekropen in een spleet, achter een speciaal voor de vleermuizen aangebracht houten plaatje of in een gatenbaksteen, ook speciaal voor de vleermuizen. „We proberen de omstandigheden zo gunstig mogelijk te maken”, licht Haarsma op fluistertoon toe. „Sommige zitten graag dicht bij een ingang, waar vochtige lucht condenseert, terwijl andere liever zo diep mogelijk de bunker in trekken, waar de temperatuur vrijwel constant is.”
Hangplek
Aan de zoldering hangt iets donkers. Een vleermuis? Warempel, een watervleermuis hangt zomaar onbeschut in de ruimte. Het is niet de enige. Hoe dieper de teller in het gangenstelsel doordringt, hoe meer er genoteerd kunnen worden. Op een plattegrond kruist Haarsma elke hangplek aan. Een kruisje voor een watervleermuis, een rondje voor een meervleermuis. Want ook meervleermuizen zitten er wel degelijk.
Achter het volgende plankje is het raak. Een meervleermuis. De onderzoekster houdt een scanner voor de plank. Er gebeurt niets. „Sommige meervleermuizen zijn voorzien van een chip, zodat we ze kunnen volgen. Deze dus niet.”
Een doodlopend gangetje leidt naar een grotere ruimte, waar de zoldering zich in plaats van op hooguit 1,80 meter op bijna 3 meter bevindt. En daar hangen twee vleermuizen gezellig naast elkaar, een water- en een meervleermuis.
Meer vleermuizen worden er opgespoord; op één plek zelfs elf bij elkaar, waaronder een grootoorvleermuis, zijn grote oren naar achteren gevouwen.
Niet veilig
Maar helaas, zelfs hier zijn de vleermuizen niet veilig. Op de grond ligt een dode meervleermuis. De boosdoener was een bosmuis. „Als er weinig eikels zijn gaan de bosmuizen hier op jacht. Als ze een vleermuis vinden knagen ze zijn schedel kapot, daar zit de meeste voeding in. Een vleermuis heeft een halfuur nodig om uit zijn winterslaap wakker te worden, dus tegen zo’n muis is hij weerloos. Kijk, de muis heeft de huid helemaal binnenstebuiten gekeerd toen hij de vleermuis opat. Zo jammer.”
Verderop liggen drie gedode watervleermuizen. Slechts diep in het gangenstelsel komen de muizen niet en zijn de vleermuizen veilig.
Na anderhalf uur is de telling voltooid en maakt de onderzoekster de balans op: rond de 150 watervleermuizen, 20 meervleermuizen en 3 grootoorvleermuizen. Een mooi aantal. Alleen ontbreken de baardvleermuizen en de franjestaarten. Haarsma: „Het lijkt erop dat deze soorten toch last hebben van rondleidingen in de zomermaanden. Doordat bunkers belangrijk zijn als paarverblijf, zie dat je in de winter terug.”
Spouwisolatie een ramp voor vleermuizen
Ongeïsoleerde spouwmuren veroorzaken enig warmteverlies, dus maakt de overheid zich op aandringen van milieuorganisaties de laatste jaren sterk voor na-isolatie. „Dat is op zich goed”, meent Anne-Jifke Haarsma. „Maar de manier waarop het gebeurt, daar lusten de honden geen brood van. Voorafgaand aan elk bouwproject is een onderzoek naar vleermuizen wettelijk verplicht, maar dat gebeurt slechts in 3 procent van de gevallen. Als er toch onderzoek gedaan wordt en er worden vleermuizen gevonden, dan wordt er een zielig kastje opgehangen waar ze lang niet allemaal in kunnen.”
Bovendien maakt bijna alleen de gewone dwergvleermuis gebruik van vleermuiskasten. Voor de zeldzamere laatvlieger en de meervleermuis is nog geen goede compensatie mogelijk. Haarsma: „Daarom zetten we zo veel mogelijk informatie op de website gebouwbewonend.nl, in de hoop dat door bewustwording het beleid zal veranderden. Maar ik vrees van niet, de belangen van overheden en bedrijven zijn te groot.”