Zelfkennis
Mattheüs 6:7a
„En als gij bidt, zo gebruikt geen ijdel verhaal van woorden, gelijk de heidenen.”
Bij God in de hemel wordt niets verlangd, alleen slechts een nuchtere zelfkennis. Er is niets wat u belet om dicht bij God te zijn. „Want Ik de HEERE, ben een God van dichtbij en niet een God van veraf”, zodat het veraf raken iets is wat bij ons vandaan komt, want Zelf is Hij immers altijd nabij. Waarom zeg ik dan eigenlijk dat wij de retorica niet nodig hebben om tot God te naderen? We hebben vaak zelfs niet eens een stem nodig! Wanneer u in uw hart spreekt en u Hem zult aanroepen zoals het behoort, ook dan zal Hij gemakkelijk uw bede inwilligen en verhoren. Zo luisterde Hij naar Mozes en ook naar Hanna. Er staat geen soldaat u af te weren, geen speerdrager die de gelegenheid verbreekt. Er is niemand die gezegd heeft: „Nu is het onmogelijk om tot Hem te naderen, kom later maar terug.” Wanneer u zult komen, dan staat Hij daar al luisterend, of u nu van adel bent of de armste arme bent, of u nu op een ongeschikt moment, op de markt, onderweg, in het gerechtsgebouw bij een rechter zult staan en tot Hem zult roepen, dan is er voor Hem geen enkel beletsel om met het verzoek in te stemmen, als u Hem zult aangeroepen hebben zoals het nodig is.
Johannes Chrysostomus, priester te Antiochië (”Homiliën”, circa 390)