De geur van kardemom
Onbekende smaken zijn net mensen. Aan sommige moet je wennen, er zijn er die gelijk vertrouwd voelen, en met nog weer andere wordt het nooit wat. Eerste kop koffie: vies. Eerste slok bier: niet voor herhaling vatbaar. Maar na mijn eerste kennismaking met kardemom was ik gelijk gecharmeerd van deze rimpelige groene peultjes.
Kardemom zou best eens een van de minst bekende specerijen kunnen zijn. Toch heeft bijna iedereen wel een vaag idee van de smaak en de geur van deze peultjes, althans van de tot poeder vermalen pitjes die erin zitten. Kardemom is namelijk een vast bestanddeel van potjes speculaas- en koekkruiden. Als je van kruidkoek houdt, eet je dus ook kardemom. Een beetje.
Maar in pure vorm kom je deze specerij maar weinig tegen. In supermarkten wordt (werd?) vaak alleen de poederversie aangeboden. Dus kom je er pas als je er eens speciaal naar op zoek gaat achter hoe die peultjes eruitzien. Als je ze eenmaal ontdekt hebt, herken je ze daarna onmiddellijk.
Dat geldt trouwens ook voor de geur en de smaak van de pitjes in deze peulen. Een specerijenmerk omschrijft die als „citroenachtig, licht floraal en met een vleugje eucalyptus.” Je zou ook kunnen zeggen: lekker fris en pittig. Krachtig in elk geval – je moet er wel van houden.
Zoals gezegd ben ik dus fan. Je kunt de peulen laten sudderen in een pan met stoofpeertjes. Of de tot poeder vermalen pitjes in plaats van kaneel door een appeltaart doen. Kardemom is ook lekker in rijsttoetjes. Alles wordt er iets exotischer van. Ook de kokostaart die ik al sinds jaar en dag met enige regelmaat maak. De kardemom is een toevoeging aan het oorspronkelijke recept, dat uit een veel geraadpleegd Engels bakboek komt. De desbetreffende pagina is inmiddels beduimeld. Wat bij recepten meestal een goed teken is.
Als er een wedstrijd bakken met zo min mogelijk gedoe bestond, gooit deze kokostaart vast hoge ogen. Het beslag maken is weinig werk. De ingrediënten heb ik meestal wel op voorraad. En het eindresultaat mag er zijn. Het klonterige beslag verdeelt zich in de oven in een paar laagjes: een krokante bovenkant met daaronder een vla-achtige vulling. Je kunt deze taart zowel warm als koud eten. Hij is ook lekker als nagerecht.
Kokostaart
Ingrediënten (voor 6 tot 8 personen)
4 eieren
170 g witte basterdsuiker
60 g zachte boter
90 g bloem, gezeefd
snuf zout
0,5 tl bakpoeder, gezeefd
425 ml melk
110 g gemalen kokos
0,5 tl vanille-extract
6 kardemompeulen
Bereiding
Verwarm de oven voor op 180 graden Celsius. Vet een dichte taartvorm met een doorsnee van ongeveer 25 centimeter in met wat boter. Bepoeder het oppervlak daarna met bloem.
Maal de zaadjes uit de kardemompeulen fijn in een vijzel (of gebruik circa 1 theelepel kardemompoeder). In het oorspronkelijke recept staat simpelweg dat alle ingrediënten in een grote kom tot een glad beslag geklopt moeten worden. Zelf meng ik altijd eerst de boter en de suiker en daarna de eieren door elkaar. Dit om te voorkomen dat de boter een onhandelbare klomp blijft. Voeg als de boter, suiker en eieren gemengd zijn de overige ingrediënten toe. Giet het beslag in de taartvorm. Bak de taart in ongeveer 50 minuten bruin en gaar. Vervang het vanille-extract eventueel door een zakje vanillesuiker. Gebruik dan wat minder basterdsuiker.