Herzien kiesstelsel klinkt romantisch maar is het niet
Ons kiesstelsel is goed. Wel moeten de partijen dit systeem serieus nemen, onder meer door een afvaardiging in de Eerste Kamer te zien als de vertegenwoordiging van regionale belangen, bepleit dr. Erik Sengers.
Recent zat ik in de comfortabele stoelen van de Eerste Kamer voor een symposium over de pacificatie van 1917. De pacificatie staat bekend om de uitruil van de eisen van liberalen, socialisten en confessionelen: algemeen kiesrecht tegen overheidsfinanciering van het bijzonder onderwijs. Wat ik mijzelf ook niet meer zo bewust was, was dat de invoering van het evenredig stelsel ook onderdeel was van de deal.
Sindsdien zijn de kieskringen in Nederland afgeschaft en krijgen partijen zetels naar rato van hun percentage stemmen in het hele land, zonder (noemenswaardige) kiesdrempel.
Naast mij in het bankje zat een oudere heer die aangaf snel weer het kieskringensysteem te willen invoeren, als manier om de betrokkenheid van gekozene en kiezer te herstellen. Ik was het niet met hem eens, maar ook de inleiders kwamen met goede argumenten voor en tegen. En ach, de sfeer was te goed om dit onderwerp op de spits te drijven.
CDA-puntje
Onlangs werd ik door een artikel in de NRC erop gewezen dat herziening van het kiesstelsel onderdeel is van het regeerakkoord. Er stond bij dat dit een CDA-puntje was. Nu was het me in de ronkende zinnen, zwanger van compromissen, niet opgevallen, dus ik heb het even opgezocht. Er staat: „De Staatscommissie parlementair stelsel adviseert over de toekomstbestendigheid van het parlementair stelsel.” Dat vond ik nogal bedreigend want wat is het alternatief: afschaffen?
Vervolgens staat er: „De Staatscommissie wordt ook gevraagd om advies uit te brengen over opties voor een wijziging van het kiesstelsel voor de Tweede Kamer, mede in het licht van de regionale functie van kiesstelsels in de omringende landen en over het initiatiefvoorstel tot grondwetsherziening (…), mede in relatie tot de positie van de Eerste Kamer.” Hiermee wordt bedoeld te kijken naar meer regionale vertegenwoordiging, zoals in Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië via kieskringen het geval is.
Illusie
Het systeem van kieskringen klinkt romantisch, maar ik wil erop wijzen dat er goede redenen waren en zijn om het af te schaffen en de evenredige vertegenwoordiging in stand te houden.
Ten eerste verdwijnen er stemmen bij het systeem van kieskringen en komen meerderheden én minderheden niet aan het woord. Kleinere partijen zouden niet door de stemronde(s) heen komen. De VS lieten zien dat een groter stemmenaantal voor Clinton toch Trump als president tot resultaat kon hebben.
Ten tweede is het een illusie te denken dat de band met de kiezer erdoor versterkt wordt: regionale kandidaten in het Verenigd Koninkrijk of Frankrijk komen van elitescholen die zich in hun kieskring richten op de doorsneemiddengroepen. De boze gewone man krijgt dan ook geen stem (tenzij door een referendum).
Ten derde is de regionale vertegenwoordiging relatief als kandidaten door centraal geleide partijen in regio’s gedropt worden voor een zetel. Dit komt voor in Frankrijk, in Engeland en in Duitsland. Maar ook iemand als de Leidse Aalberse werd gekandideerd voor een zetel in Twente.
Ten vierde kennen we het fenomeen ”gerrymandering”, het aanpassen van kieskringen om wenselijke of onwenselijke uitslagen te bevorderen of te voorkomen. Sommige kieskringen in Duitsland zijn zo groot dat ze regio’s verbinden die niets met elkaar hebben.
Ten vijfde is de opkomst bij de tweede ronde in Franse regio’s laag, omdat mensen dan niet meer op de kandidaat van hun keuze kunnen stemmen.
Voorkeurscampagne
Eigenlijk hebben we in Nederland al een combinatie van landelijke en regionale vertegenwoordiging. We hebben de Tweede Kamer voor de evenredige vertegenwoordiging en de Eerste Kamer (gekozen uit de provincies) voor de regionale vertegenwoordiging. Volgens mij hoeft er dus in ons kiesstelsel helemaal niets te veranderen.
Wat in mijn visie wel moet gebeuren, is dat de Nederlandse partijen dit systeem serieus moeten nemen en aan regionale kandidaten meer vrijheid moeten geven om een voorkeurscampagne te voeren. Daarnaast moeten ze de afvaardiging in de Eerste Kamer niet zien als de mooie bekroning van een maatschappelijke carrière, maar als de vertegenwoordiging van regionale belangen. Dan komt het met de band tussen kiezer en gekozene helemaal goed. En het CDA doet het wat dit betreft nog helemaal niet zo slecht.
Dr. Erik Sengers promoveerde in de sociale wetenschappen en de theologie. Hij is werkzaam als docent-onderzoeker aan katholieke ambtsopleidingen. Bron: christendemocraat.nl