„Wat? Ouderling? ’t Is nog maar een jongeling!”
Heij, ouderling van de hervormde gemeente te Reeuwijk, geeft zondag het ambt terug. Op de dag af precies vijftig jaar nadat hij voor het eerst werd bevestigd.
De eerste keer dat Heij werd bevestigd, was op 14 januari 1968. „Ik weet dat nog zo goed omdat mijn moeder op 14 januari jarig was. Ze mocht het niet meemaken; ze was vier jaar daarvoor overleden. Mijn vader twee jaar ervoor. Op het moment van bevestiging was ik 24 jaar. Dat was jong. Toen een oudere vrouw uit de gemeente hoorde dat ik was gekozen, zei ze: „Wat? Ouderling? ’t Is nog maar een jongeling!””
Tijdens mijn eerste levensjaren ging ik vanuit buurtschap De Tempel naar de oud gereformeerde gemeente van Waddinxveen. Toen ik op de biddag van 1959 mijn diploma van de lagere tuinbouwschool kreeg, kon ik niet naar Waddinxveen en ging ik een keer naar de hervormde kerk in Reeuwijk-Dorp. Daar stond destijds ds. J. Koolen. Zijn prediking raakte mijn hart. Het ging hem om Jezus Christus en Die gekruisigd. Hij leerde mij dat niet het gevoel de doorslag geeft, maar het geloof. De volgorde is belangrijk. Als het geloof er is, volgt de ervaring vanzelf. Dat heeft verdiepend gewerkt voor mijn geloofsleven. Zo werd de hervormde gemeente van Reeuwijk mijn geestelijke thuishaven. Tot op de dag van vandaag mag ik daar zegen ervaren.”
Na twaalf jaar, in 1980, moest Heij uit de kerkenraad omdat herbenoeming volgens de kerkorde niet meer mocht. Maar na een jaar werd hij opnieuw gekozen. De laatste jaren was hij ouderling voor de ouderen in de gemeente. „Ik had nog door mogen gaan, maar alles heeft zijn tijd. Ik hoop dit voorjaar 75 te worden. Voor het bezoekwerk moest ik vanuit Reeuwijk-Dorp op de fiets ook langs smalle wegen naar Reeuwijk-Brug. Dat vind ik lastig. Ik ben banger geworden voor tegemoetkomende auto’s en voor harde zijwind.”
Het hart van de scheidende ouderling lag bij het pastoraat: „De vergaderingen zat ik min of meer uit. Natuurlijk moet er orde en regelmaat zijn. Ieder heeft zo zijn gaven. Misschien had ik maar één talent; voor bezoekwerk.”
Huisbezoek is een kwestie van luisteren, zegt hij. „Ik ben blij dat jongeren mondiger zijn dan vroeger. Toen zeiden ze niets. Als ze er nu bij zitten, praten ze mee. Dat is positief. Als ze hun schild openen, kun je je lans richten.”
Afhankelijkheid is iets dat Heij de afgelopen jaren leerde. „Vroeger was ik strijdbaar. Nu heb ik vooral een open oor voor de mensen en hun noden en zorgen. Ik heb ook jaren zondagsschool geleid. Was het tot zegen? De eeuwigheid zal het openbaren, zeggen we dan weleens stichtelijk. Het houdt me wel bezig.”
„Er zaten en zitten ook momenten van evangelisatie in het huisbezoek. Wat ik vroeger nooit deed, maar de laatste jaren wel, is voor en na het huisbezoek een moment van persoonlijke stilte nemen voor een gebed. Dat gaf me rust. Er waren momenten dat ik woorden kreeg die ik op dat moment moest zeggen. Soms moest ik ook zwijgen.”
De inwoner van Reeuwijk-Dorp heeft de achterliggende jaren veel mensen uit de kerk zien verdwijnen. Of omdat ze niets meer met het geloof te maken wilden hebben, of omdat ze naar een andere gemeente gingen. „Dat doet pijn. Maar gelukkig was er ook veel zegen. Ouderen en jongeren die tot persoonlijk geloof in de Heere Jezus kwamen en geraakt werden door de prediking van het Woord. God gaat door met Zijn werk.”