Schilderijen na een eeuw weer te zien
Een particulier die anoniem wil blijven heeft twee doeken van Rembrandt-leerling Govert Flinck aan het Amsterdam Museum in bruikleen gegeven.
De schilderijenbezitter had de twee schilderijen van Flinck (1615-1660) thuis in de woonkamer hangen. Omdat hij vond dat het na ruim een eeuw wel weer eens tijd werd dat een groter publiek de portretten kon zien, nam hij contact op met conservator Tom van der Molen van het Amsterdam Museum. „De conservator is meteen gaan kijken en constateerde dat het inderdaad om werken van Flinck ging. Hij was natuurlijk opgetogen”, zegt een woordvoerster van het Amsterdam Museum.
Het was wel bekend dat Flinck de doeken ooit had geschilderd, want ze stonden op een veilinglijst uit 1894. Conservator Van der Molen: „Maar ik had er nog nooit een afbeelding van gezien, laat staan dat ik de doeken in het echt kende. Het is gewoon te gek als zulke schilderijen dan ineens voor je neus hangen.”
Oranjegezind
De schilderijen zijn gemaakt in 1654 en verkeren in goede staat. De laatste keer dat de werken in het openbaar te zien waren, was op de veiling in 1894. De werken zijn toen aangekocht door familie van de huidige eigenaar. Het is bekend dat de „oude en edele” familie De Mauregnault uit Zeeland ze daarvoor in bezit heeft gehad. Deze orangistische familie leverde pensionarissen en raadsheren.
„De twee portretten zijn van een man en een vrouw. Ik weet helaas nog niet zeker wie er precies op staan. Maar dat onderzoek ik zeker verder. Ik hoop het wel te weten te komen”, zegt de conservator. Het meest waarschijnlijk is dat Johan de Mauregnault (1607 – 1682) en zijn tweede vrouw Petronella van Panhuys (? – 1687) zijn afgebeeld. Dit echtpaar woonde in 1654 in Amsterdam, waar Flinck zijn atelier had.
Maar het is ook mogelijk dat Flinck opdracht voor de portretten kreeg toen hij rond 1654 in Den Haag bezig was aan een schilderij voor Amalia van Solms, de weduwe van stadhouder Frederik Hendrik. De opdracht zou verstrekt kunnen zijn door een paar uit kringen rond het stadhouderlijk hof. De man en de vrouw zijn in elk geval Oranjegezind volgens de conservator, want de man houdt een sinaasappel in zijn hand.
Meesterleerling
Van der Molen: „Het is wel bijzonder dat de portretten uit 1654 stammen, want we weten dat Flinck na 1651 grotendeels gestopt is met het schilderen van portretten. Dat maakt deze pendantportretten echt zeldzaam. Over de waarde kan ik niks zeggen. Dat zou moeten blijken bij een veiling, maar de eigenaar houdt de werken zelf.”
Govert Flinck geldt net als Ferdinand Bol als meesterleerling van Rembrandt. De in Kleef (tegenwoordig Duitsland) geboren Flinck werd op zijn achttiende leerling bij Rembrandt van Rijn in Amsterdam. Toen Rembrandt in 1635 het Atelier Van Uylenburgh verliet, volgde Flinck hem op als hoofd van het atelier.
Zijn ster als schilder rees snel. Nadat hij samen met Ferdinand Bol poorter van Amsterdam was geworden, kreeg hij opdrachten voor beschilderingen in het nieuwe stadhuis van Amsterdam, tegenwoordig het Koninklijk Paleis op de Dam. In 1659 werd hij uitgekozen voor twaalf historische voorstellingen in de galerij van het Stadhuis, maar dat is er niet meer van gekomen. Hij stierf op 45-jarige leeftijd in 1660.
Expositie
Het museum voegt de schilderijen dinsdag toe aan de al lopende expositie over de meesterleerlingen Bol en Flinck, die nog tot 19 februari te zien is.