Na jaren van detentie eindelijk het roer om
Zijn verblijf in De Compagnie, onderdeel van de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel, werd voor Peter het keerpunt. Na jaren van verslaving en criminaliteit draait hij weer mee in de burgermaatschappij, als matroos bij schipper Cor Vat. „Die voelt voor mij heel goed.”
In de stuurhut van de Thira blikt Peter (47) over de haven van ’s-Gravendeel en het water van de Dordtsche Kil. Hij geniet met volle teugen van het leven aan boord van het 76 meter lange binnenvaartschip. „Dit heb ik heel lang gemist.” In april verliet hij de gevangenis in Krimpen aan den IJssel, na een detentie van zes jaar en drie maanden wegens poging tot moord met voorbedachten rade. „Ik ben niet zo’n type dat naar de politie gaat als mensen me te na komen. Dat handel ik zelf wel af.”
Aan zijn jeugd wordt hij liever niet herinnerd. „Ik heb genoeg meegemaakt, daar houd ik het graag bij.” Op de lagere school ging het al mis. „Van ADHD had nog niemand gehoord. Dan was het waarschijnlijk anders gelopen.” Concentreren kon hij zich niet. Hij werd overgeplaatst naar een lomschool, maar ook daar was geen land met hem te bezeilen. Door zijn contacten met een knokploegje raakte hij steeds verder van het spoor. „Op mijn dertiende ben ik gaan blowen. Daarna heb ik 6 jaar cocaïne en 24 jaar heroïne gebruikt.”
De nachten bracht hij door bij vrienden, onder een afdak of op straat. De hulpverlening had weinig vat op hem. „Ik kreeg een voogd, maar daar luisterde ik niet naar. Met mijn familie had ik nauwelijks contact. Het is geen gezin van lekker knus bij elkaar.” Hij laat een schamper lachje horen. „Nee, uit zo’n gezin kom ik niet.”
Ruimte
Wanneer hij voor het eerst vast kwam te zitten, weet hij niet precies. „Ik was in ieder geval nog jong.” Hij vond de periode van detentie niet verkeerd. „Ik had lekker m’n rust en kon m’n eigen ding doen. Eigenlijk heb ik aan geen een bajes slechte herinneringen. Ik had altijd wel maatjes en met de meeste bewakers kon ik goed overweg.” Tijdens zijn laatste detentie werd hij zestien keer overgeplaatst. „Nee, dat vond ik niet vervelend. Je ziet weer eens nieuwe gezichten.”
Zeven maanden bracht hij door in De Compagnie (zie ”Van ramkraker tot automonteur”). Daar biedt Gevangenenzorg Nederland in samenwerking met personeel van PI Krimpen aan den IJssel een programma voor gedetineerden die gemotiveerd een nieuwe start willen maken. „Dat straatleven moet een keer klaar zijn”, zegt Peter. „Ik wilde naar de binnenvaart, net als in mijn jonge jaren. Dat werk beviel me goed. Ik ben niet zo’n type om in een bedrijf te zitten en elke dag dezelfde koppen te zien, weet je wel. Ik moet de ruimte hebben en mijn eigen gang kunnen gaan.”
Rinus de Boed, arbeidsbemiddelaar bij Gevangenenzorg Nederland, bracht hem in contact met ondernemers uit de binnenvaart. „Ik heb een aantal sollicitatiegesprekken gehad.” Uiteindelijk kon hij zelfs kiezen. „Het is Cor geworden. Die voelt voor mij heel goed. Zijn vrouw en kinderen mag ik ook graag. Ze bekijken de dingen anders dan ik gewend ben. Positiever. Misschien omdat ze heel erg gelovig zijn. Ik heb niks met geloof, maar bij hen is het echt. Dat zie ik.”
Balletje
De uit Zeeland afkomstige Cor Vat (43) vaart sinds 1997 op zijn eigen schip. „In dat jaar zijn we getrouwd.” Het echtpaar, lid van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, kreeg acht kinderen. „Twee jaar geleden hebben we een huis in Hendrik-Ido-Ambacht gekocht, omdat de oudste achttien werd en van het schippersinternaat moest. Dan sta je voor een keus. Sinds de zomervakantie zit mijn vrouw met de kinderen aan de wal.”
Collega’s keken vreemd op toen bekend werd dat hij ter vervanging van zijn echtgenote een matroos met voornamelijk bajeservaring in dienst had genomen. „Peter is op ons pad gekomen, zo zien we dat. We zijn bevriend met een neef van Hans Barendrecht, de directeur van Gevangenenzorg Nederland. Hij wist dat in Krimpen iemand vrijkwam die de binnenvaart in wilde. Zo is het balletje gaan rollen. De sollicitatiegesprekken hebben we in de gevangenis gevoerd.”
Het klikte vanaf de eerste ontmoeting. „Na het tweede gesprek hebben we besloten om het met Peter te proberen. In mei is hij aan boord gekomen.” Voor beide partijen was het wennen. „Ik heb nooit personeel gehad en hij is niet gewend aan discipline. Dat heeft een paar keer spanning gegeven, maar we komen er elke keer goed uit. Zo nodig kan ik terugvallen op Gevangenenzorg. Mensen met wie ik erover spreek, vinden me dapper, maar dat herken ik niet. Zonder het vertrouwen in Gods leiding had ik het niet aangedurfd.”
Diploma
Begin november behaalde zijn nieuwe bemanningslid na een spoedcursus van zestig dagen het begeerde diploma voor matroos. „Het eerste diploma in zijn leven. Ik heb die cursus voor hem betaald. Op een oefenschip in Rotterdam heeft hij het praktijkexamen afgelegd.”
„Ik was ontzettend zenuwachtig”, bekent Peter, „maar het ging goed. Cor is een prima leermeester. Hij had tranen in zijn ogen toen ik m’n diploma kreeg. Dat deed me wel wat. De enorme taart die hij voor me had gekocht, heb ik samen met hem en zijn gezin opgegeten.”
In het matrozenverblijf, voor in het schip, laat de ex-gedetineerde niemand toe. „In de bajes konden ze elk moment binnenkomen om in mijn spullen te snuffelen, dat zal me niet nog eens gebeuren. Die ruimte is echt voor mezelf.” Zelfs als ze ’s avonds in de buurt van een stad liggen, gaat hij niet van boord. „Laat mij maar in m’n eigen stekkie. Of in de stuurhut, bij Cor een kop koffie of een pilsje drinken. Dat bevalt me beter.”
Regelmatig heeft hij contact met een medewerkster van Gevangenenzorg Nederland. Of met zijn vaste buddy. „Dat is een maatje bij wie ik alles aan kwijt kan. Ze belt me elke week wel een keer. Je moet het zelf doen als je je leven wilt veranderen, maar het is fijn als anderen je daarbij steunen. Mensen die je echt kunt vertrouwen. Dat is voor mij heel belangrijk.”
Schone lei
Cor kijkt er net zo tegen aan. Van argwaan heeft hij geen last. „Iemand die zijn straf heeft uitgezeten, moet met een schone lei kunnen beginnen. We doen allebei ons best om er wat van te maken.”
In het weekend logeert Peter bij zijn nieuwe vriendin. Of bij zijn zoon. „Ik heb drie kinderen, weet je: een dochter van 25, een zoon van 23 en een dochtertje van 14. Van mijn baas heb ik een pasje voor het openbaar vervoer gekregen. Ik vind het fijn als het vrijdag is, maar maandag ga ik ook weer vrolijk naar mijn werk. Dat heb ik nooit eerder gehad. Cor en ik weten wat we aan elkaar hebben.”
Zijn oude kameraden reageren verbaasd als ze zijn verhaal horen. „Ze zitten met open mond te luisteren. „Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?” Mijn eten kan ik nu gewoon bij Albert Heijn kopen.”
Met een jaar hoopt hij volmatroos te zijn. „Dan kunnen we ook naar Duitsland varen. Soms heb ik de drang om nog eens te gebruiken, maar daar geef ik niet aan toe. Als ik nu een dip heb, probeer ik er op een andere manier mee om te gaan. Door te praten, weet je wel. Nee, wees maar niet bang, ik houd het roer wel recht. Ik heb het nog nooit zo goed gehad. Dit leven laat ik niet zomaar glippen.”
Van ramkraker tot automonteur
Begin dit jaar bracht het Reformatorisch Dagblad een bezoek aan De Compagnie, de re-integratieafdeling van de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel. Het programma dat er wordt geboden door Gevangenenzorg Nederland is gericht op een goede terugkeer van gedetineerden in de maatschappij. Werk speelt daarbij een essentiële rol.
Peter is intussen op vrije voeten. Hij vond een baan in de binnenvaart (zie ”Eindelijk het roer om”). Achmed (24), zoon van een Turkse vader en een Oost-Europese moeder, hoopt eerdaags te vertrekken. Met het ideaal een normaal leven te gaan leiden. Huisje, boompje, beestje.
Na het overlijden van zijn Turkse opa ging het mis. „Dat was een belangrijke man in de familie. Door het rouwen had mijn vader een kort lontje. Ik was aan het puberen. Met mijn achttiende ben ik vertrokken. Mijn opleiding autotechniek heb ik niet afgemaakt. Met vrienden ging ik het dievenpad op.”
Hij nam zijn intrek in een luxe hotel. Aan geld had hij geen gebrek. „Ik stal voornamelijk auto’s. Die brachten behoorlijk wat op.” Na een klein jaar liep hij tegen de lamp. De straf voor het delict, autodiefstal en inbraak met geweld, zat hij uit in een gevangenis in Brabant. „Ik zette daar gewoon de knop om. De eerste paar maanden loopt je proces nog. Toen de straf werd uitgesproken, was het einde van het jaar gevangenisstraf al in zicht. Bewakers die me niet lagen, probeerde ik te ontlopen.”
Na zijn vertrek uit de bajes betrok hij een zomerhuisje in Brabant. Met kameraden die hem bij de poort hadden opgehaald, specialiseerde hij zich in ramkraken. Totdat hij opnieuw werd gearresteerd en veroordeeld. Van 2014 tot 2015 zat hij in Dordrecht vast. De dagen kortte hij met blowen.
Tijdens zijn derde detentie, die september 2015 inging, begon hij zich te bezinnen op zijn toekomst. „Het contact met mijn vader was hersteld en ik had een relatie gekregen. Vorig jaar zijn we hier getrouwd. Daardoor werd het zitten veel zwaarder. Ik wil gewoon bij mijn vrouw zijn en een normaal leven leiden. Door het programma van Gevangenenzorg Nederland heb ik geleerd beter na te denken over mijn keuzes. Hoop ik.”
Een autobedrijf voor occasions bood hem een baan als monteur aan. „Naast het werk ga ik een dag per week naar school, om mijn diploma op het gebied van autotechniek te halen. De eigenaar van het bedrijf ziet dat ik er positief in sta en echt wil veranderen. Daarom wil hij me een kans geven. Dat vind ik wel bijzonder.” Medewerkers van Gevangenenzorg Nederland hielpen hem bij het solliciteren en de inschrijving voor de opleiding. „Die mensen komen hier niet aapjes kijken; ze doen echt wat voor je.”
De kans dat hij opnieuw het spoor bijster raakt, is nu veel kleiner, verzekert de gevangene uit De Compagnie. „Van mijn vrienden heb ik afstand gedaan. Die wachten me deze keer niet bij de poort op. Nee, ik sta er echt anders voor. Vanaf nu ga ik mijn verloren jaren inhalen.”