Heerlijke openbaring
Lukas 2:7
„En zij baarde haar eerstgeboren Zoon en wond Hem in doeken en legde Hem neder in de kribbe, omdat voor hen geen plaats was in de herberg.”
Hoe schittert de majesteit en heerlijkheid Gods in deze wondergeboorte. Hoe wordt in deze grote verborgenheid, „God geopenbaard in het vlees”, de onnavolgbare en diepe wijsheid des Heeren bewonderd. Wat een verbazende almacht Gods kenmerkt deze wondergeboorte, ook in de omstandigheden die eraan voorafgingen. Ja, de rechtvaardigheid en de heiligheid Gods worden erin gehandhaafd, vooral wanneer wij het grote doel van deze geboorte voor ogen houden. Daarom schreef Paulus dat God Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar Hem gesteld heeft „tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid.”
Wat een oneindige liefde en barmhartigheid Gods wordt daarin bespeurd. Daarvan getuigde Jezus Zelf: „Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft.” Johannes zegt daarvan: „Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem.”
Voor doemschuldige zondaren zendt God Zijn geliefde Zoon in het vlees. Voor zulken wordt Hij in nederige omstandigheden in Bethlehems beestenstal geboren. O Godvruchtigen, aanbidden wij bij de kribbe van dit Wonderkind al die deugden Gods. Vooral ook de liefde des Vaders, Die Zijn eniggeboren Zoon overgaf. Maar ook de liefde van Christus, Die, in de gestalte Gods zijnde, die van een dienstknecht aannam, om gehoorzaam te worden tot de dood, ja, tot de dood van het kruis.
Ds. D. A. Detmar, predikant te Ede
(”Enige eenvoudige Godvruchtige oefeningen, tot opwekking, bemoediging en vertroosting”, 1828)