Gerust geweten
Ik heb uw dodelijke dag niet begeerd, geliefde gemeente. Ze zeggen wel dat de mensen veroordeeld en verdoemd worden als ik de onbekeerden tracht te overtuigen en hen aan zichzelf bekend tracht te maken en de goddelozen Gods toorn en wraak toeroep. Maar zulke mensen weten niet dat men de reine van de onreine moet onderscheiden en dat men de roede van de bestraffing moet gebruiken om hun ziel voor de hel te bewaren en dat zo’n tuchtiging uit liefde plaatsvindt. De rechtvaardige sla mij en het zal weldadigheid zijn.De Heere weet het dat het met veel tranen en zuchtingen gepaard ging. Ik heb in dezen niet meer gedaan dan een herder achter zijn meester betaamt te doen, zoals Jezus het voorbeeld gaf aan Zijn apostelen om het kwade te onderscheiden en de goddelozen te bestraffen en onwaardige disgenoten af te houden. Ik heb in dezen mijn Meester moeten gehoorzamen, Die mij van de hemeltroon toeroept niet alleen de rechtvaardige te zeggen dat het hem wel zal gaan, maar ook de goddeloze dat het hem kwalijk zal gaan.
Ik heb in dezen, mijn geliefde gemeente, niet uw dood, noch uw eeuwig verderf, maar uw leven en welzijn en zaligheid bedoeld. Daarin vind ik mij gesterkt met het getuigenis van een gerust geweten, dat zich mag beroepen op Gods alwetendheid.
W. Themmen, predikant te Amersfoort (Op- en aftocht van een geestelijke wachter, 1730)