SGP-politicus moet Petrus en Johannes volgen
SGP’ers blijken niet altijd strak de theocratische lijn te volgen, zo bleek recent uit een RD-onderzoek onder wethouders. Dr. C. P. Polderman pleit voor een koerscorrectie. SGP’ers moeten als Johannes en Petrus onverkort hun boodschap brengen. In dit geval de boodschap van artikel 36. Anders moeten ze geen lid en vertegenwoordiger van de SGP zijn.
Met interesse heb ik als SGP-politicus het artikel in de bijlage Accent van 5 juni gelezen over de relatie tussen de SGP en de islam. De dag erna hoorde ik een inspirerende bijbelse preek. Het ging over de verantwoording van Petrus en Johannes toen ze gedagvaard werden voor het sanhedrin nadat ze door de kracht van de pinkstergeest een kreupele hadden genezen (Handelingen 3 en 4).
Wat opvalt is dat ze eerst met grote vrijmoedigheid spreken tot de Joden die dit gezien hebben en die vragen hoe dit mogelijk is. De discipelen wijzen dan van zichzelf af en wijzen op Jezus, de Zaligmaker der wereld. Ze zeggen echter ook rechtuit: U hebt de Rechtvaardige en Heilige verloochend. U hebt de Vorst des Levens gedood. Wij zijn getuigen van Hem en van Zijn opstanding en door het geloof in Jezus’ naam is deze kreupele gezond geworden. Voor u is er ook hoop als u zich bekeert. Uw zonden worden dan vergeven en u komt met God in het reine. U moet Jezus erkennen als Zaligmaker en geloven dat Hij de beloofde Messias is; de Gegevene des Vaders.
De geestelijk leidslieden willen daar niets van weten en verbieden het Petrus en Johannes om van Jezus te spreken. De discipelen worden gearresteerd en moeten zich de andere dag opnieuw verantwoorden. En dat doen ze weer met grote vrijmoedigheid. Petrus is vervuld met de Heilige Geest (Handelingen 4:8) en zegt: „Wij doen dit door de Naam van Jezus Christus.” En dan komt vers 12, de tekst van de preek: „De zaligheid is in geen Anderen; want er is ook onder de hemel geen andere Naam, Die onder de mensen gegeven is, door Welken wij moeten zalig worden.”
In de taal van vandaag: islamitische, boeddhistische, hindoeïstische of wat voor goden dan ook; het zijn allemaal afgoden die geen redding kunnen brengen. Er is maar één Redder en dat is Jezus.
Transparant
Christenen zijn, als ze zich moeten verantwoorden, geroepen om diezelfde boodschap, op de plaats waar ze staan, met vrijmoedigheid te verbreiden. Niet alleen in de ontmoeting met medeburgers, maar ook in de politiek. Dat is de kern van Schrift Gebonden Politiek.
En dan gaat het er niet om dat christenen elkaar de maat gaan nemen; dat we binnen het christendom gaan uitvlooien welke kerkgenootschappen als ”waar” moeten worden aangemerkt en op welke wijze we de verkeerde genootschappen moeten gaan bestrijden en weren, want dat wordt een naar binnen gekeerde discussie die niets oplevert. Als we op dat terrein onze afwegingen willen maken wijst 1 Johannes 4 een betere weg.
Daar gaat het echter nu niet om. Het gaat nu om de verhouding SGP-islam. En dan ligt het allemaal veel duidelijker, zeker voor SGP’ers. Die kunnen en willen immers geen plaats (helpen) inruimen voor een valse godsdienst, zoals de islam, en tegelijkertijd bidden: „Uw Naam worde geheiligd, Uw Koninkrijk kome.”
Wegkruipen achter grondwettelijke bepalingen of verschillende verantwoordelijkheden komt op mij niet sterk over. Vroeg of laat zul je met je eigenlijke motieven voor de dag moeten komen. Het lijkt mij het beste dat je dat zo vroeg mogelijk, helder en transparant doet, net als Petrus en Johannes.
Een deel van artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB) buiten haakjes plaatsen of dit artikel ’gedateerd’ verklaren is een theocratisch georiënteerd christen onwaardig. SGP’ers die zo denken, moeten volgens mij zich herbezinnen of hun lidmaatschap opzeggen.
Weinig inzicht
Verder, het op één hoop gooien van godsdienstvrijheid en gewetensvrijheid vertroebelt niet alleen de discussie, maar getuigt ook van weinig politiek inzicht en standvastigheid. Die kant moet het ook niet op.
Het doel van Petrus en Johannes was niet zelf goed weg te komen of als gezagsgetrouwe burgers te boek te staan bij de machthebbers. Ook hebben ze de randen van de hun toegemeten ruimte niet verkend, maar ze hebben hun vrijheid, in onze tijd hun partijpolitieke positie, overgehad voor de Naam en de zaak van hun Heere en Koning.
En dáárom waren ze geloofwaardig en konden er duizenden nieuwe leden worden bijgeschreven in het ’partijregister’. Velen van degenen die het woord gehoord hadden geloofden, zo lezen we in Handelingen 4:4. Dus dat was meer dan stemmenwinst!
SGP-vertegenwoordigers moeten door deze geschiedenis geïnspireerd worden om ook helder, vrijmoedig en onbevangen hun Koning te belijden en daarbij geloven in de kracht van de boodschap die ze mogen brengen. Op applaus van ’de wereld’ hoeven ze niet te rekenen. Wel mogen ze houvast ontlenen aan de Jezus’ belofte: „Zo iemand Mij dient, de Vader zal hem eren” (Johannes 12:26).
De auteur is lid van de Provinciale Staten van Zeeland namens de SGP.