NAVO moet niet te ambitieus zijn
NAVO-leiders komen binnenkort bij elkaar om over de toekomst van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie te overleggen. Drs. Willem Schneider vindt dat de NAVO niet te ambitieus moet zijn. De missie in Afghanistan toont aan dat de organisatie niet krachtig genoeg is om een grote vredesmissie in Irak te leiden.
Welke politieke richting gaat de uitgebreide NAVO uit? Gaat ze een rol in het Midden-Oosten vervullen? Deze vragen vormen in de aanloop naar de komende NAVO-topconferentie, die eind deze maand in Istanbul wordt gehouden, onderdeel van de discussie over de toekomst van de NAVO. De Atlantische Commissie organiseert donderdag een conferentie over dit onderwerp. In dit artikel een beschouwing over de rol die de NAVO in het Midden-Oosten, met name in Irak, kan vervullen.
De unanieme aanvaarding van resolutie 1546 van de Veiligheidsraad over Irak schept volkenrechtelijk een verdere basis om de aanwezigheid van multinationale stabiliteitsmacht in Irak te legitimeren. De resolutie verzoekt namelijk de VN-lidstaten en regionale organisaties om bij te dragen aan deze stabilisatiemacht, als de Iraakse regering daarom vraagt. Dat betreft ook de levering van militairen. Tevens biedt de resolutie de mogelijkheid om de Iraakse regering te assisteren bij de opleiding van militairen en politieagenten.
Op grond van deze VN-resolutie kan men verwachten dat de NAVO als regionale organisatie van de geboden mogelijkheid gebruikmaakt. In aanloop naar de topconferentie van de NAVO-leiders in Turkije aan het eind van deze maand lijkt het aannemelijk te veronderstellen dat de NAVO als instituut een belangrijke rol in Irak gaat vervullen. Hiermee zou ze als eenheid naar buiten kunnen treden. Zestien NAVO-lidstaten hebben immers al troepen in de huidige stabilisatiemacht. Wat is er dan op tegen dat de NAVO als organisatie een veiligheidsrol in Irak krijgt?
Positief
Verschillende NAVO-lidstaten gaven onlangs positieve signalen over een dergelijke bijdrage. Zo voorspelde de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Powell, eind januari dat aan het einde van het jaar alle NAVO-leden, ook die tegen de Amerikaanse invasie waren, zouden participeren in de stabilisatiemacht. In diezelfde periode gaf president Bush aan dat voor Irak gold: „Hoe groter de rol van de NAVO, hoe beter.” Verder sloot de Amerikaanse ambassadeur bij de NAVO, Nicolas Burns, eind mei 2003 niet uit dat de NAVO in de toekomst een grotere rol in Irak zal gaan spelen. Burns bevond zich in goed gezelschap van de Portugese minister-president Jose Manuel Durao Barroso. De Portugese leider zei in februari dat hij een voorstander was van een grotere rol van de NAVO in de stabilisatie van Irak.
De Engelse premier Blair stelde eind mei zelfs voor om het hoofdkwartier van een onder Britse controle staande NATO Reaction Force naar Irak over te plaatsen. Het ging om het hoofdkwartier van de Allied Command Europe Rapid Reaction Corps (ARRC), dat uit circa 3000 militairen bestaat. Deze overplaatsing zou de eerste betrokkenheid van de NAVO in Irak betekenen.
De Poolse regering lijkt zich gematigder op te stellen. De Poolse minister-president Marek Belka gaf onlangs in een interview met de Duitse Frankfurter Allgemeine Zeitung aan dat hij een grotere rol van de VN wil. Hij kon zich voorstellen dat de Poolse soldaten onder VN-commando komen te staan, waarbij de Amerikanen een belangrijke rol spelen. De mening van Polen is niet onbelangrijk, omdat dit land momenteel 2400 militairen in een zuidelijke zone van Bagdad heeft. Zij krijgen logistieke hulp van de NAVO.
De Polen zitten hiermee op eenzelfde lijn als de Turkse premier Recep Tayyip Erdogan. Hij benadrukte vorige week tijdens de G-8-ontmoeting ook de rol van de Verenigde Naties in Irak.
Duitsland
Minder positief zijn Duitsland en Frankrijk. De Duitse kanselier Gerhard Schröder heeft grote twijfels bij het plan om NAVO-strijdkrachten in Irak te stationeren. Hij vroeg zich af of de NAVO inderdaad het juiste instrument is. Het probleem is naar zijn mening dat de NAVO met hetzelfde probleem wordt geconfronteerd als de huidige coalitietroepen: het gebrek aan vertrouwen dat de Irakezen hebben in deze strijdkrachten als handhavers van veiligheid en stabiliteit. Schröder wil een mogelijke rol van de NAVO in Irak niet blokkeren als de meerderheid van de NAVO-lidstaten dat wil.
Na de inval in Irak heeft de Duitse regering gepoogd een evenwichtig beleid ten aanzien van de Amerikaanse regering te voeren. Zij probeert haar oppositie tegen deze inval te combineren met de sterke wens om nauw samen te werken met de Verenigde Staten. Zo heeft het Duitse leger een belangrijke rol in de stabilisatiemacht van de NAVO in Afghanistan. Schröder voelt niets voor de stationering van Duitse troepen in Irak. Anderzijds ontloopt hij zijn verantwoordelijkheid niet: Duitsers willen Iraakse politieagenten opleiden in een opleidingscentrum in de Arabische Emiraten. In het Duitse blad Der Spiegel gaf hij aan dat hij een NAVO-besluit niet zal tegenhouden.
Behalve Duitsland heeft ook Frankrijk vooralsnog terughoudend gereageerd. De Franse minister van Defensie, Alliot-Mane, wil een inzet van NAVO-troepen niet uitsluiten. „Dat hangt van de omstandigheden af”, zei ze onlangs in de Frankfurter Allgemeine Zeitung. Beslissend hierbij is met welk doel de NAVO wordt ingezet, of de Irakese regering hiertoe het initiatief neemt en onder welk commando de NAVO-troepen zullen komen.
Haar baas, president Chirac, lijkt op dezelfde lijn te zitten. Hij gaf tijdens de G-8-ontmoeting vorige week aan dat de NAVO in Irak geen missie heeft. Volgens de Los Angeles Times had Chirac „grote reserves” ten aanzien van dit initiatief. De aanwezigheid van de NAVO zou niet door de Irakezen worden begrepen.
Maar Chirac heeft de deur niet helemaal dichtgegooid. Hij zou zijn mening herzien als de interim-regering, aan wie op 30 juni formeel de soevereiniteit wordt overgedragen, assistentie van de NAVO zou vragen.
Verder is houding van de Spaanse regering onduidelijk. Zij trok onlangs haar troepen uit Irak terug.
Als deze verslaglegging van de Los Angeles Times klopt, lopen de standpunten van de NAVO-lidstaten niet zo ver uiteen. Uiteindelijk zou het tijdens de NAVO-top in Istanbul eind juni wel eens kunnen uitlopen op een eensgezinde verklaring over een mogelijke rol van de NAVO in Irak. Secretaris-generaal De Hoop Scheffer leek hier begin mei al op te zinspelen. Hij verklaarde toen dat de 26 NAVO-landen vanuit „een positieve grondhouding” de discussie zouden aangaan als een resolutie van de Veiligheidsraad wordt aanvaard waarbij de VN een centrale rol speelt en de Iraakse regering de NAVO (al dan niet via de VN) verzoekt om een grotere rol in Irak. Vorige week bevestigde de hoogste NAVO-ambtenaar dit nog eens tegenover Nederlandse journalisten.
Runnen
Als de lidstaten het eens worden over de inzet van de NAVO moet vervolgens duidelijk worden of de NAVO de middelen heeft om een betekenisvolle bijdrage te leveren aan de stabilisatie en de reconstructie van Irak. En kan een dergelijke operatie gehandhaafd blijven naast die in Afghanistan? De vraag is of de alliantie het vermogen en de middelen heeft om een grote multinationale operatie op te zetten en uit te voeren.
De NAVO-operatie in Afghanistan heeft tot nu toe laten zien dat bondgenoten minder snel zijn in het leveren van troepen en materieel om ”out of area”-missies (missies buiten het grondgebied van de lidstaten) tot een groot succes te maken. Het NAVO-commando in Afghanistan ziet zichzelf steeds geconfronteerd met een chronisch gebrek aan middelen om de rust te handhaven. Beperkte middelen hebben ervoor gezorgd dat het commando zijn operaties niet grootschalig buiten Kabul heeft kunnen uitvoeren. De NAVO neemt in Irak een zware taak op zich, gelet op het feit dat zij in Afghanistan grote moeite heeft in het verkrijgen van enkele duizenden manschappen voor de provinciale reconstructieteams in Afghanistan. Deze teams moeten helpen op het platteland bij de wederopbouw en tegelijk de veiligheid garanderen.
Secretaris-generaal De Hoop Scheffer waarschuwde onlangs niet voor niets toen hij zei dat de NAVO stap voor stap maatregelen moest nemen en dat Afghanistan niet naar het tweede plan moest worden geschoven. De NAVO wil eerst dat genoeg troepen voor Afghanistan worden toegezegd. Het overheersende gevoel bij sommige NAVO-deskundigen is dat het beter is dat één missie slaagt dan dat er twee mislukken.
De Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, Bot, benadrukte in mei dan ook terecht dat de vredesoperatie in Afghanistan voorlopig „de grootste uitdaging voor de NAVO is en blijft.” Opmerkelijk is dat Bot in zijn jongste brief van vorige week vrijdag over de continuering van de Nederlandse troepen in Irak geen woord rept over een mogelijke rol van de NAVO.
De Iraakse regering kan dus de NAVO uitnodigen om haar bij te staan bij het handhaven van de veiligheid. Tijdens de NAVO-top in Istanbul zullen de NAVO-leiders pogen tot overeenstemming te komen. Secretaris-generaal De Hoop Scheffer kan dan invulling geven aan zijn rol van bruggenbouwer. Zullen de NAVO-lidstaten op één lijn komen zodat NAVO-troepen in Irak kunnen worden ingezet, dan zullen zij -als de Iraakse regering van deze optie gebruikmaakt- slechts een beperkte rol kunnen krijgen. Afghanistan laat zien dat de NAVO zich niet te ambitieuze doelstellingen kan veroorloven, omdat er in de praktijk te weinig middelen zijn in de vorm van menskracht en materieel om deze doelen op een adequate wijze te realiseren.
De auteur is politicoloog en werkte voor de vaste kamercommissies defensie en buitenlandse zaken.