Grapperhaus moet hoofd koel houden in WODC-rel
Het is weer hommeles op het ministerie van Justitie en Veiligheid. Beleidsambtenaren van het departement én toenmalig minister Opstelten bemoeiden zich in 2013 en 2014 intensief met twee drugsrapportages. Een meerderheid van de Tweede Kamer wil daarom dat minister Grapperhaus uit de doeken doet hoe het zit met de onafhankelijkheid van het Wetenschappelijke Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), het onderzoeksbureau van het departement.
Wat ging er op het ministerie zoal fout? Uit het rapport van 2013 moest blijken of de overlast van coffeeshops door het kabinetsbeleid afnam. Maar met die overlast bleek het mee te vallen. Die nuancering werd op last van Opstelten geschrapt. Dat is misleiding en dus laakbaar te noemen. Zo’n actie verwacht je eerder van Poetin: een passage die je niet aanstaat als bewindsman, haal je weg.
Het onderzoek uit 2014 ging zoals gezegd over de reikwijdte van VN-drugsverdragen. Opstelten bedong dat de onderzoekers alleen mochten nagaan wat er in de verdragen stond, niet hoe ze in de praktijk werden geïnterpreteerd door landen of staten die toch waren overgegaan op gelegaliseerde teelt.
Dat is toch echt heel wat minder bezwaarlijk. Als bewindsman kijk je in de eerste plaats waaraan je je moet houden. Laten uitzoeken hoever je kunt gaan met het schenden van verdragen is niet direct een opdracht die je van een minister verwacht.
Nu de –voor zover bekend enige– flater uit 2013 breed is uitgemeten is de naam van het WODC volgens sommige oppositiepartijen besmet geraakt. Zij willen dat een ander instituut de in het regeerakkoord aangekondigde experimenten met gereguleerde wietteelt gaat opzetten en monitoren. Die strijd over bureau A of bureau B kan wel wat relativering gebruiken. Als Grapperhaus kan aantonen dat het maar één keer is misgegaan, is er niets aan de hand.
Beleid ontspringt niet in de eerste plaats uit wetenschappelijk onderzoek. Het vloeit voort uit politieke idealen en overtuigingen die in concrete voornemens moet worden vertaald. Dat leidt vaak tot ingewikkelde compromissen. De wietexperimenten van dit kabinet zijn daar een voorbeeld van.
Hoe dan ook; wetenschap is niet doorslaggevend maar dienend, en houdt beleidsmakers vooral achteraf een spiegel voor. Bovendien, de partijen die nu zo veel ophef maken over het WODC hebben hun keus voor een wietbeleid allang gemaakt. Als het aan hen had gelegen, was de wietteelt in Nederland allang gereguleerd. Het mag dus wel een tandje minder, allemaal.
Voor Grapperhaus is het vooral zaak het hoofd koel te houden en van de evaluatie van de wietexperimenten geen nietszeggende quickscan te maken waaraan niemand aanstoot kan nemen.
Experimenteren met staatscannabis is zo controversieel dat het opzetten van een onderzoek daarnaar als het even kan zonder stemmingmakerij moet gebeuren.