Kerk & religie

"Een dikke kus voor opa Witte"

Hij had een gemeente van 6000 zielen. Dat vertelde J. Witte aan iedereen die hem vroeg hoeveel mensen hij als evangelist van Merksem bereikte. „Passen die allemaal in de kerk? vroegen mensen dan. Maar dat zei ik niet. Zodra ik mensen het Woord gegeven heb, heb ik ze. Het Woord ontvang je nooit vrijblijvend.”

16 June 2004 10:28Gewijzigd op 14 November 2020 01:19
GOES – Na een ambtstermijn van achttien jaar nam J. Witte vorige week afscheid als evangelist in Merksem. „In het begin dacht ik: Ik ga naar Merksem om mensen te bekeren. Nu weet ik: Ik heb er niet één bekeerd. De Heere wel. Mensen waar ik niks voor d
GOES – Na een ambtstermijn van achttien jaar nam J. Witte vorige week afscheid als evangelist in Merksem. „In het begin dacht ik: Ik ga naar Merksem om mensen te bekeren. Nu weet ik: Ik heb er niet één bekeerd. De Heere wel. Mensen waar ik niks voor d

Achttien jaar lang evangeliseerde Witte (70) vanuit de post van de Gereformeerde Gemeenten in Merksem, onder prostituees, junks en de Georgische maffia. Een week geleden beëindigde hij om gezondheidsredenen zijn ambtstermijn.

Toen in 1986 in Merksem bekend werd dat ouderling J. Witte uit Nieuwdorp zich daar zou vestigen als evangelist waren de reacties er gemengd. De leesdiensten die hij voor het begin van zijn ambtstermijn in het voorstadje van Antwerpen verzorgde, vielen niet bij iedereen in goede aarde. Het fotoplakboek dat de evangelist bij zijn afscheid van Merksem kreeg aangereikt, bood de bezoekers van die post de gelegenheid terug te blikken op de begintijd. „Eerst dacht ik: Wat moet dat worden als die man die zo afgezaagd kan lezen hier straks elke zondag voorgaat”, schreef een van de gemeenteleden.

Gelukkig, zegt Witte, was de dienst voor die man geen aanleiding voortaan de post te mijden. Sterker nog, in de achttien jaar dat Witte onder de Belgen evangeliseerde, nam het aantal bezoekers van de zondagse evangelisatiediensten gestaag toe. „De eerste keren dat ik voorging, was 25 man veel. De laatste maanden heb ik toch regelmatig voor zo’n 60 mensen mogen preken.” Zo’n tien leden van de gemeente, zo schat Witte, hebben hem zien gaan en komen. „Achttien jaar lang heb ik die in de kerk gehad. De eerste dopeling in de post is nu een jongen van zeventien jaar.”

Speurend bladert hij door het plakboek waar prachtige foto’s en geprinte brieven worden afgewisseld door kindertekeningen. „Voor opa en oma Witte, van Thirza. Dikke kus.” Een ander fotoplakboek is afkomstig van een club studenten uit de gereformeerde gezindte. In de jaren dat ze in Antwerpen studeerden, waren ze veelvuldig bij het echtpaar Witte te gast. Voor de gezelligheid, maar vooral voor het volgen van bijbelstudie of catechisatie. „U sprak met ons over de wegen, die de Heere gaat met Zijn volk. Hartelijk dank daarvoor en natuurlijk voor alle gastvrijheid.”

„Voor kapitalen hebben ze bij ons opgegeten”, zegt Witte, stilletjes genietend van de herinnering. „Soms zaten we met twintig man aan tafel.” „Eigenlijk”, vult mevrouw Witte aan, „dringt het nog maar nauwelijks tot ons door dat we daar nu voorgoed weg zijn.”

Witte beaamt het, „maar een andere mogelijkheid dan te stoppen was er niet. Dat straatwerk lijkt ontspannend, maar het kost ontzettend veel energie. Heel de dag ermee bezig zijn en dan ’s avonds weer opnieuw aan de slag moeten, dat ging niet meer. Soms moest ik ook ’s nachts nog op pad, voor een sterfgeval of naar mensen die met zichzelf in de knoop zaten. Die stuurde ik door naar mijn vrouw. Zonder haar had ik het nooit gered. Schrijf maar op: Als een evangelist zijn vrouw niet kan meenemen, is zijn werk tot mislukken gedoemd.”

Noem Witte een Antwerpse wijk, en spontaan borrelen de herinneringen bij hem op. De buurt rond de Pelikaanstraat? „Daar zit het vol met de Georgische maffia. Ik heb er gefolderd, Johannes-evangeliën uitgedeeld, gesproken. Aan de buitenkant zijn het aardige mensen.” Ze aanspreken op hun manier van broodwinning deed hij niet. „Dan moet je je verdiepen in de zware criminaliteit, en daar heb ik geen kaas van gegeten. Ik bracht hun het Evangelie, dat was mijn taak.”

De Jodenwijk? „Een Jood weet zo ontzettend veel. Begin geen discussie over het Oude Testament, want hij heeft je zo te pakken. Ds. C. J. Meeuse vroeg mij ooit of ik kans zag een gesprek voor hem te regelen met een rabbijn. Dat lukte. Meer dan een uur hebben ze gesproken. Na afloop gaf ds. Meeuse hem een bundeltje eigen preken over Psalm 128. „Knap, knap”, zei die rabbijn, „maar ik lees alleen Hebreeuws.” Toen ds. Meeuse voorstelde met gebed te eindigen, was het: Prima, maar niet hier. Als ik wil bidden, dan heb ik u niet nodig.”

De rosse buurt? „Ja”, zegt Witte. „Daar kwam ik ook. Ik ben er eens aangesproken door een prostituee, die me uitnodigde mee naar binnen te gaan. Ik zei dat ik wat beters voor haar had: een Johannes-evangelie. Meneer, wat staat daar dan in? wilde ze toen weten. Ik zei: Mevrouw, daar staat nou in dat hoeren zalig kunnen worden. Ze heeft staan huilen als een kind.”

Aan tips en suggesties heeft het Witte naar eigen zeggen nooit ontbroken. „De een zegt: Probeer dit eens zus, de ander: doe dat eens zo. Ik had dat kerkje daar helemaal vol kunnen hebben als ik het vermogen om te geloven meer in de mens zou hebben gelegd. Velen hebben op het ogenblik de gedachte: Evangeliseren, dat doe ik wel even. Maar die gedachte verleer je wel.”

Het grondprincipe van het evangeliseren bleef voor Witte door de jaren heen hetzelfde. „Houd het Woord centraal. Verbreid het, spreek erover, preek eruit, maar wijk er nooit van af.” Met het gebruiken van internet voor, heeft Witte geen moeite. „Maar zelf kan ik er niet mee uit de voeten.”

Teleurstellingen bleven hem in de achttien jaar die hij in Merksem doorbracht niet bespaard. „Soms is evangeliseren als ploegen op een rots en vraag je je af: Waar blijft toch de vrucht?” Ondanks die teleurstellingen kijkt Witte terug op een gezegende tijd. „Ik heb onderwijs gehad van boven. Lessen uit het hemelhof, dat zijn de beste. In het begin dacht ik: Ik ga naar Merksem om mensen te bekeren. Ik heb er achttien jaar gelopen en weet nu: Ik heb er niet één bekeerd. De Heere wel. Mensen waar ik niks voor durfde te geven, daar ging Hij mee door.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer