Kerkhistorie met knipoog: „Geef de kinderen met sinterklaas dan maar wat lekkers”
Nog slechts één dag – dan is het 5 december. Sint-Nicolaas. Of, zoals dat in refokringen wat verhuld wordt genoemd, ”pakjesavond”. Komt op hetzelfde neer trouwens. Een ‘feest’ met roomse wortels.
”Onze vaderen” hebben tegen dit feest gewaarschuwd. Rome mag dan op ethisch vlak overeenkomsten vertonen met reformatorische opvattingen en ons in enkele opzichten nabij staan, de banvloek van Trente is nooit herroepen.
Mijn grootvader was jarenlang ouderling onder ds. G. H. Kersten in Rotterdam. Regelmatig hoorde hij vanaf de kansel de rooms-katholieke leer veroordeeld worden. Hij citeerde nogal eens uit een rooms catechisatieboekje de vraag: „Hoe moet men de ketters behandelen?” Het antwoord loog er niet om: „Met een vriendelijk gelaat, doch met een valsch hart.”
Aan de Oudedijk in Rotterdam-Kralingen was omstreeks 1950 een groot textielmagazijn. Zo groot dat er later een Fordautoshowroom in gevestigd werd. Die textielzaak werd geleid door ene Piet Klaren, door en door rooms-katholiek. Toen hij eens in een volle winkel zei: „Ik zou zo graag mijn handen willen wassen in het bloed van de ketters”, kostte dat hem veel klanten. Want die uitspraak werd doorverteld.
Op de Johannes Calvijnschool in Sliedrecht wordt rond sinterklaas speculaas aan de kinderen uitgedeeld. Al jaren. Ds. C. Smits vond het niet gepast om met Kerst cadeautjes te geven. Ook geen boekjes dus. „Geef de kinderen met sinterklaas dan maar wat lekkers”, was zijn nuchtere advies.
De controverse tussen rooms en protestants dateert niet van vandaag of gisteren. Ds. Jodocus van Lodenstein, die van 1644 tot 1650 in Zoetermeer stond, liep eens door de Dorpsstraat toen hij een rooms-katholieke slager passeerde. Die kieperde „per abuis” een emmer bloed van een pasgeslacht varken over hem heen. Uit pure vijandschap. Vanaf dat moment gaf de predikant zijn dienstbode de opdracht om voortaan bij die slager vlees te kopen. Varkensbloed werd vurige kolen!
De gereformeerde Frederik de Vrij (1579-1648) was enige tijd burgemeester van Amsterdam. Hij heeft zelfs een stichtelijke bundel nagelaten. De Vrij bestuurde gelijktijdig met nog drie andere burgemeesters en was van onverdacht gereformeerde beginselen – en droeg deze ook uit. Hij was geacht bij velen, maar werd door nog meer mensen gehaat. Desondanks mocht zijn zoon Willem op 9 september 1620 de eerste steen leggen voor de Westerkerk.
Elk jaar herinnerden de Amsterdamse predikanten de burgemeesters eraan om maatregelen tegen het sinterklaasfeest te nemen. Ds. Petrus Wittewrongel was een van hen. Hij keerde zich in niet mis te verstane woorden tegen dit feest. Hij waarschuwde de ouders om hun kroost „in hun tere jeught met sulcke grove superstitiën ende afgoderyen niet te besoedelen. En geen schoenen in de schouwe te hangen opdat deze Sint Nicolaes yets goeds daerin mochte bringen om haar also van jongh op tot superstitie ende afgoderye te gewennen.”
Protesten of geen protesten, het feest zou jaar op jaar doorgaan. Tot De Vrij met enkele helpers de kramen van de „kinderpoppegoetvercoopers” op sinterklaasdag aan de Vijgendam omverwierp, „omdat ze naar het pausdom smaakten.” Het was tegen vele zere benen en het leverde De Vrij een bijnaam op die hij zeker verafschuwd zal hebben: schout Sint-Nicolaas!