Kerkhistorie met een knipoog: Eeuwfeest der kerkhervorming
In de zomer van 1817 deed de Algemene Synode van de Nederlandsche Hervormde Kerk een schrijven uitgaan aan de gemeenten om het eeuwfeest van de hervorming te herdenken. Drie eeuwen eerder sloeg Luther immers zijn 95 stellingen aan.
In de zomer van 1817 deed de Algemene Synode van de Nederlandsche Hervormde Kerk een schrijven uitgaan aan de gemeenten om het eeuwfeest van de hervorming te herdenken. Drie eeuwen eerder sloeg Luther immers zijn 95 stellingen aan.
De synode wees erop dat er in Pruisen, Zweden, Denemarken en Saksen royale aandacht was voor dit gebeuren en vroeg zich af: „Zouden de Protestanten in Nederland hier in achterlijk zijn?” De synode riep ertoe op om op 2 november, de zondag na 31 oktober, dit heugelijk feit te herdenken.
In Maastricht geschiedde dit in een volledig bezette Sint-Janskerk. De bijeenkomst werd luister bijgezet door muzikanten van de Koninklijke Nederlandsche Zwitscherse Infanterie. Het gelegenheidskoor was samengesteld uit zangers en zangeressen van „aanzienlijken huize of uit den deftigen burgerstand.” Ze zongen de hervormingscantate van ds. Bernardus Verwey uit Den Haag. In de notulen van de kerkenraad werd opgemerkt dat „eene talrijke menigte der Roomschgezinde Christenen” aanwezig was.
Ook in Woerden werd het eeuwfeest herdacht, samen met de lutherse kerk. Zevenmaal hielden de betrokken predikanten een vergadering om dit feest voor te bereiden. Er werden drie diensten gehouden in de Petruskerk. ’s Morgens sprak de hervormde ds. Van Waenen een rede uit met betrekking tot de geschiedenis der Reformatie. De lutherse predikant hield ’s middags een „leerrede” en de bekende ds. D. A. Detmar hield ’s avonds een dankstond.
Behalve een koor bestaande uit 58 inwoners van Woerden was er een muziekensemble bestaande uit twee klarinettisten, twee hoornblazers en twee fagottisten. De muzikanten, die daar elk 6 gulden voor ontvingen, zouden „geïnkwartierd worden bij fatsoenlijke lieden.” De blinde organist Jan Uurling bespeelde het orgel.
Verder werden er bij die gelegenheid verschillende gezangen gezongen uit de hervormingscantate die ds. D. van der Loo te Montfoort recent had geschreven. Ds. Van Waenen blikte op die dag terug in het boek ”Het derde eeuwgetijde der Hervorming”: „Eindelijk brak dan de dag, de roem der dagen aan. Ieder Protestant beschouwde die als één der belangrijkste van zijn leven. Het heiligdom was reeds zeer vroeg op alle plaatsen bezet, en men zag met vreugde hoe Hervormden en Lutherschen zonder onderscheid, als broeders van hetzelfde huis vergaderden, om den Opperheer te loven, te prijzen en te danken voor het groote goed aan hun bewezen. Als een eenig man vergaderde de feesthoudende menigte, terwijl eene stemming van onderlinge broederliefde aller harten scheen te bezielen. (…) Ieder was doordrongen van het gewigt der zaak waarvan gedachtenis werd gevierd, eene gebeurtenis zoo belangrijk voor het gantschen christendom, het welk met alle vertrouwen het vooruitzigt streelt, dat het licht van het zalig Euangelie meer en meer doorbrekende, als het ware met reuze schreden voortstapt tot uitdelging van drieste onkunde, van schandelijk en God onterend bij- en ongeloof – tot eindelijke verlichting en vereeniging voor den troon van Jezus ter eenparige vereering van Zijnen allerheiligsten naam en ter belijding van éénen God en éénen Doop.”
Dr. J. Haitsma, die de geschiedenis van hervormd Woerden geboekstaafd heeft, merkt bij dit verslag op: „Zouden „de broeders van hetzelfde huis” het ook als een pijnlijke zaak ervaren hebben dat ze de volgende zondagen weer gescheiden optrokken en niet meer „als een eenig man vergaderen?””
Deze opmerking wil ik gaarne onderstrepen nadat er in de afgelopen weken tal van interkerkelijke reformatieherdenkingen plaatsvonden, zelfs met hen die tot 1 mei 2004 nog samen kerkten.