Kerk & religie

Domineeskinderen delen herinneringen in Culemborg

„We zijn wel een wonderlijk soort mensen”, verzucht een domineesdochter. „Dat we hier op een vrijdagavond ons kleine leed met elkaar gaan zitten delen. Dat zal met weinig andere beroepen gebeuren.”

Jan Kas
27 November 2017 10:24Gewijzigd op 16 November 2020 12:03
Enkele tientallen domineeskinderen haalden vrijdagavond in de synagoge van Culemborg herinneringen op aan hun leven in de pastorie. Meer dan eens luidde de conclusie: „Ik heb een mooie jeugd gehad en ik heb het geloof behouden.” beeld William Hoogteyling
Enkele tientallen domineeskinderen haalden vrijdagavond in de synagoge van Culemborg herinneringen op aan hun leven in de pastorie. Meer dan eens luidde de conclusie: „Ik heb een mooie jeugd gehad en ik heb het geloof behouden.” beeld William Hoogteyling

Enkele tientallen domineeskinderen haalden vrijdagavond in de voormalige synagoge van Culemborg herinneringen op aan hun leven in de pastorie.

Met dat ‘leed’ valt het wel mee. Veel ellende is er niet te vernemen op de bijeenkomst van De Roos van Culemborg, een stichting die beeldende kunst, muziek en literatuur in kerk, cultuur en samenleving wil stimuleren. Blijkbaar hebben domineeskinderen met jeugdtrauma’s niet gereageerd op de oproep van de predikantszonen Rieks Hoogenkamp en Jan Jaap Sorber. Meer dan eens klinkt als conclusie: „Ik heb een mooie jeugd gehad en ik heb het geloof behouden.”

Heilig boontje

Domineeskinderen uit Culemborg zetten de toon. Ada Boot-Kooiman is 90-plus. Haar vader was luthers predikant in de Amsterdamse Jordaan. „Het meest heeft me gevormd dat geloof en lied samenhangen. Het lied verwoordt je blijdschap en troost je bij droefheid. Veel indruk maakte de dagelijkse maaltijd die steevast werd besloten met formeel gebed, Bijbellezen en bijpassend lied. Alle coupletten zongen we, want anders deed je de dichter tekort.”

Jan Wierda komt uit „een gereformeerd nest.” Hij woonde in de jaren zestig in Haarlem. „Het was absoluut geen zware jeugd. We mochten zelfs op zondag voetballen voor de deur van de pastorie, maar wel in wit overhemd en met stropdas om. Vervelend was het wel om in de volksbuurt waar we woonden bekend te staan als domineeszoon. Ik vond het niet prettig dat ik als heilig boontje werd gezien.”

Berendien Bos weet daarover mee te praten. Met vriendjes en vriendinnetjes beschoot ze een keer passanten vanachter de heg van de pastorietuin in Delfzijl. „Als een glaszetter voorbijkomt, is het bijna raak. Woedend stapt de man uit. Hoe we zoiets kunnen doen? Dan richt hij zich speciaal tot mij: Ja, vooral jij als zóón van de dominee. Ik droeg toen ook al geen jurk. Diep getroffen was ik. Dat is mijn kleine leed. Het leven in de pastorie maakte me wel heel erg bewust van „het andere oog.” Hoe mensen denken over degenen die je dierbaar zijn, je vader of moeder als predikant, en dat werd lang niet altijd diplomatiek gebracht.”

„Wij droegen rare kleren en hadden gek haar, in verschillende kleuren, mijn broer had dreadlocks. Dat kon in het dorp absoluut niet, maar doordat wíj dat deden, mochten ook andere kinderen zo in de kerk zitten”, herinnert Elisabeth Vonk zich. „We pakten de ruimte, die we ook wel kregen, om te laten zien dat je niet de brave dochter of zoon hoeft te zijn –wat de mensen wel van je verwachtten– en toch een goed mens kunt zijn en op die manier ook in de kerk mag zijn zoals je bent. Dat gaf me een kick.”

Gereformeerde Bond

Ook domineeskinderen van buiten Culemborg vertellen hun ervaringen, onder wie Bea Lanting-Boer. „Ik kijk terug op een bijzonder fijne jeugd. Mijn vader was van de Gereformeerde Bond, maar ik heb geen zware ellende meegemaakt. Er waren wel ouderlingen die klaagden dat mijn zusje en ik in de winter een lange broek droegen. Daar moest van hen een rokje overheen. Maar net als een hoedje op in de kerk vond mijn vader dat allemaal uiterlijkheden. Ik ben zeer onder de indruk van zijn geloof en zijn passie om het Woord uit te dragen. Wat ik zeker heb meegekregen. is betrokkenheid en omzien naar elkaar.”

„Het is niet verwonderlijk dat veel domineeskinderen een sociaal beroep hebben. Je leert van nature met mensen omgaan”, stelt Alie Hoek-van Kooten vast. „Het was als kind wel spannend als er iets leuks stond te gebeuren. Pas vijf dagen van tevoren kon je zeggen dat het doorging. Het kon zomaar zijn dat je vader een begrafenis moest doen.”

Cor Verkade is zakenman geworden. „Onze achternaam kende iedereen in bepaalde kring”, vertelt hij. „Je had daardoor direct het vertrouwen van mensen. Ik heb er wel handig gebruik van gemaakt dat ik een zoon van dominee Verkade was. Ik kom uit het degelijkste domineesgezin van vanavond, Gereformeerde Bond aan de rechterkant. Geen sinterklaas, geen televisie, maar geen frustratie, wel vreugde en plezier. Mijn zussen hadden het veel moeilijker, met dat lange haar dat ze moesten dragen.”

Gelachen en geglimlacht wordt er als situaties uit het pastoriebestaan worden herkend: stil moeten zijn als vader aan de preek werkt, de vaste plek in de domineesbank, de organist die informeert naar de liederen die de dominee in de kerkdienst zal opgeven, de gastvrijheid die wordt geboden aan verwarde personen en mensen in moeilijkheden, de deurbel die een volgende pastorale taak aankondigt.

Hilariteit is er over een predikantsvrouw die op de late zaterdagavond een einde maakte aan het getob van manlief aan de preek voor de volgende ochtend. „Toen hij weer eens naar beneden kwam voor een kopje thee, sloop ze naar boven naar de studeerkamer en kalkte snel het woordje Amen op het papier.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer