Staphorst, het grote volk van ds. S. de Jong
Staphorst. Of zoals ze er zelf zeggen: „Stapperst.” Een dorp met een degelijk kerkelijk leven. In Staphorst vond ds. S. de Jong zijn vierde en laatste gemeente. Van hem verschijnt de biografie ”Eerbiedig vrezen”.
De lintbebouwing aan de Gemeenteweg, met veel boerderijen met groene luiken en blauwe kozijnen, wordt net voor het centrum onderbroken door een enorm gebouw met een sierlijke toren die hoog naar de hemel reikt, de Dorpskerk. In deze volkskerk komt de grootste hersteld hervormde gemeente van Nederland bijeen. In de boeken staan zo’n 4600 leden.
Klederdracht
Maandag, laat in de middag. De schemer valt. Het waait en het regent. Een Staphorster vrouw in klederdracht fietst onverstoorbaar door de druilerigheid over de Gemeenteweg. Aan de achterkant van de Dorpskerk doet ouderling J. Mulder de deuren open.
In de kerkzaal, strak en sober, is het stil. Alles wacht op de opening van het Woord, komende zondagmorgen. In een halve cirkel hangt een galerij in de volle breedte tegenover de kansel. Tien kroonluchters verspreiden stemmig licht. Op zondagmorgen luisteren hier zo’n 2300 kerkgangers naar de boodschap van de ene Naam onder de hemel tot zaligheid gegeven, naar de verkondiging van twee wegen en drie stukken. Op zondagmiddag is het nog iets drukker. Dan moeten er stoelen worden bijgezet.
Hoevele malen klonk hier al het psalmgezang, stoer en breeduit, als een stem van vele wateren? Het liturgisch centrum ligt drie treden hoger dan de kerkvloer. Daar staat de preekstoel, met de kanselbijbel opengeslagen bij ”De Propheet Jeremia”. Links en rechts ervan bevinden zich tweemaal twaalf collectezakken. Boven de preekstoel staat het Engelse orgel. Op de liturgieborden staat dat afgelopen rustdag gepreekt is over Zondag 16.
Staphorst werd van december 1987 tot mei 1992 gediend door ds. S. de Jong. In zijn tijd werd de kerk verbouwd, zegt Mulder, die zich meer dan eens heeft verdiept in de geschiedenis van kerkelijk Staphorst. De oude kerk is voor de helft afgebroken en westwaarts uitgebreid. De toren werd toen vijftien meter hoger.
Biografie
H. Hille, auteur van de biografie van ds. De Jong (”Eerbiedig vrezen”; zie kader), laat het verhaal beginnen in Molenaarsgraaf. Daar wordt op 26 september 1926 in een vroom geslacht Sijmen de Jong geboren. De ouderlijke woning staat aan het water van de Graafstroom. Huisnummer 28 is het, een apart en monumentaal huis, met een rieten dak en een kameelrug (de vloeiende overgang tussen de daklijnen van het woon- en het boerderijgedeelte). Sijmen de Jong wordt in de hervormde kerk te Molenaarsgraaf gedoopt door ds. R. A. Lauts, gaat naar de ”School met den Bijbel”, zou volgens grootvader De Jong boer moeten worden, maar mag toch doorleren op de christelijke HBS in Dordrecht.
Grote achting heeft de jongen voor Gods volk. Moeder is „bekommerd met betrekking tot het heil van haar ziel.” Vader gaat aan het einde van zijn leven „niet zonder hoop heen”, zo blijkt uit het boek van Hille.
Er waren er in de familie meer „die de ware godsvrucht deelachtig waren.” Sijmen de Jong „mocht zelf al in zijn jonge jaren door genade de keuze doen om de Heere te dienen”, waarna er begeerte ontstond om predikant te worden.
In 1954 gaat De Jong in Utrecht theologie studeren, doet vicariaat in Lunteren en vier maanden verplicht seminarium in Driebergen. Daar in Driebergen wordt vastgesteld „dat er een goed pastor in Sijmen de Jong stak en dat hij zijn verdere arbeid naar behoren zou kunnen doen.”
Op 6 juli 1960 wordt De Jong toegelaten tot de Evangeliebediening. Hem wordt gezegd: „Ook voor u is een plaats in de Nederlandse Hervormde Kerk.” Waarbij Hille in ”Eerbiedig vrezen” schrijft: „Een plaats in de vaderlandse kerk, dat was wat de student theologie begeerde. Die kerk was hem lief, ondanks de vele gebreken, die daarin gevonden werden en waaronder hij ook leed. Hoewel hij tijdens zijn leven veel geestverwanten in de afgescheiden kerken had, zou hij altijd de Nederlandse Hervormde Kerk trouw blijven.”
Zeven beroepen
Uit de zeven beroepen die kandidaat De Jong ontvangt (Hedel, Zuilichem-Nieuwaal, Nederhemert, Brakel, Poederoijen, Houten en Boven-Hardinxveld), neemt hij dat van Houten aan. Daar wordt hij bevestigd door zijn leermeester, ds. G. Boer.
De tijd in Houten is voor ds. De Jong niet eenvoudig. Door sterke groei van het dorp komt de identiteit van de gemeente onder druk te staan. Sommige nieuwkomers geven blijk van hun ongenoegen over de prediking. Gaandeweg neemt „de oppositie tegen predikant en kerkenraad een meer georganiseerde vorm aan.” De ontevredenen gaan als ”Hervormde Kring Houten” eigen diensten beleggen.
Andere gemeenten, die lagen „onder beslag van de oude beproefde Waarheid”, brengen keer op keer een beroep op de Houtense pastor uit. Na ruim negen jaar neemt ds. De Jong een beroep aan naar Ouddorp (op Goeree-Overflakkee), een gemeente van 3400 leden.
In Ouddorp worden nog gezelschappen gehouden, vaak in de pastorie. Na afloop schreef de predikant eens: „Die avond werd de tijd vergeten, wat groot is als dat op aarde eens gebeuren mag in ons leven en een voorsmaak daarin wordt gegeven van die zaligheid in de hemel waar de Schrift van spreekt in het boek Openbaring: „En daar zal geen tijd meer zijn.””
Kerkelijke stijl
In het levensverhaal wordt ds. De Jong geschetst als een man die hield van kerkelijke stijl. Van zijn kerkenraadsleden verwachtte hij dat ze tijdens hun ambtelijk werk in het zwart zouden gaan en van meisjes en vrouwen in de gemeente dat ze op zondag „iets op het hoofd” droegen. Hij was, schrijft biograaf Hille, een man die zich niet opdrong, die een nauwgezet leven leidde, die beschroomd zijn weg ging en die niet blaakte van zelfvertrouwen. Hij schreef zijn preken in de beginjaren uit, en preekte dan van papier. Dat stoorde een hoorder, die reageerde: „Er loopt een gouden draad door die prediking, wat jammer dat hij zo staat te lezen.”
Op zondag zou hij niet zomaar van een auto gebruikmaken, liever liep hij van a naar b, en zei thuis wel eens tegen zijn vrouw: „Ik heb het zo goed gehad onderweg. Ik heb gemeenschap mogen oefenen met de Heere. Ik heb wel kunnen huppelen van zielenvreugd. Ik zal van geen enkele dominee die op zondag reist iets zeggen, maar ik blijf altijd lopen.”
In 1978 viel er een brief uit Katwijk aan Zee op de mat. Dominee was beroepen door wijkgemeente De Morgenster. In Katwijk waren acht predikantsplaatsen, waardoor hij maar één keer op een zondag zou kunnen preken. Een tweede beurtje elders zat er ook niet in, want hij wilde niet autorijden op zondag. En dus zou dominee wel in Ouddorp blijven, werd gedacht, maar de hemel wees hem de weg: „Ga henen in deze uw kracht.”
En zo ging ds. De Jong naar Katwijk aan Zee. Ook daar was de pastorie (aan de Hogeweg) „een ontmoetingsplaats van vromen”, waar „goed van de Heere werd gesproken”, waar op zondagavond „gedragen psalmgezang” klonk. En bij het naar huis gaan kregen de mannen steevast een sigaar van de predikant.
In Katwijk miste ds. De Jong veel wat er in Ouddorp was (de tweede dienst op zondag en de doordeweekse kerkdiensten bijvoorbeeld), maar vond er ook dingen die „verblijdend” waren: „Er is een kern van de grote gemeente die strijdt voor een zuivere en bevindelijke prediking, die ik voor 100 procent achter mij mag weten. Het zingen in Katwijk gaat over ’t algemeen rustiger dan in Ouddorp.”
En toen kwam er –na negen jaar Katwijk– een beroep van het grote volk in Staphorst.
Pastoors en dominees
In de consistoriekamer in Staphorst hangen foto’s van de oude Kruiskerk uit 1763, en van de huidige kerk vóór en van na de grote verbouwing van 1992. Portretten van predikanten ontbreken. Wel hangt er een predikantenlijst die begint met een paar pastoors, Jan Pannenkoek en de Heer Geert, en vooralsnog eindigt met Sijmen de Jong, Tjitze de Jong en Bartelmeüs Reinders.
Ouderling Mulder (57) heeft als jong gemeentelid ds. S. de Jong meegemaakt. „Hij was echt een eerbiedwaardig man, een ouderwetse voorganger in de goede zin van het woord. Hij had het ook nooit over „bekering”, maar over „waarachtige bekering.” Hij sprak niet over „eerbied en ontzag”, maar over „heilige eerbied en diep ontzag.” Dat hoorde echt bij hem. Hij kon zich ook echt niet voorstellen dat de jeugd op de galerij zich eens niet zou gedragen. Je was toch in Gods huis, daar luisterde je toch stil naar de preek? Ds. De Jong was vergroeid met de waardigheid van het ambt.”
Over zijn herinneringen aan de predikant zegt Mulder: „Hij stond niet graag op de voorgrond, maar hij was tegelijkertijd ook vasthoudend en soms wat rechtlijnig. Een theologisch scherpslijper was hij zeker niet. Als hij preekte, zou hij je het heil in Christus zo wel willen geven. Hoe vaak hij in Staphorst niet gezegd heeft: „Hoe groot is het goed dat de Heere weggelegd heeft voor degenen die Hem vrezen.” Op de preekstoel kon hij het geluk van Gods volk echt uitstallen. Dat lag bij hem heel teer. Eenvoudig en gunnend preekte hij hoe goed het was om de Heere te dienen. Ik heb wel eens wenend op die galerij gezeten als hij dat uitschilderde.”
Authentiek Staphorst
Ds. De Jong bevestigde op 19 januari 1990 het huwelijk van (nu ouderling) Jan Mulder en Geesje Brakke. „Onze trouwtekst was uit Jeremia 32:39: „En Ik zal hun enerlei hart en enerlei weg geven, om Mij te vrezen al de dagen, hun ten goede.””
Mulder: „Maar in de Bijbel die ds. De Jong bij zich had, stond geen „enerlei weg”, maar „enerlei wet”. Die fout is in een bepaalde Bijbeldruk meer gemaakt. Hij preekte dus over „enerlei wet”. De volgende zondag zei hij op de kansel eerlijk dat de tekst een beetje verkeerd was geweest. Het moest niet „wet” zijn, maar „weg”. Hij zei er nog bij: „Maar de toepassing voor het jonge bruidspaar is er niets anders om.”
Ds. De Jong heeft volgens Mulder nog iets meegemaakt van wat hij noemt „de nadagen van het authentieke Staphorst.” „In zijn tijd was de kerkgang hier nog massaal. Over de hele breedte van de Gemeenteweg liepen de mensen kerkwaarts. Bijna huis aan huis kwamen kerkgangers te voorschijn om zich bij de stoet aan te sluiten. In de kerk zaten de mannen en vrouwen nog grotendeels gescheiden. Het middenvak zat vol met vrouwen en meisjes, vrijwel allen in klederdracht. Vanaf de galerij keek je over een zee van witte en blauwe mutsen. Het is allemaal voorbijgegaan.”
Biografie ds. S. de Jong
Bij Boekhandel R. van der Meijden (Kesteren) verschijnt ”Eerbiedig vrezen”, een biografie over ds. S. de Jong (€ 23,90). Sijmen de Jong (1926-2008) diende de hervormde gemeenten van Houten (1960), Ouddorp (1970), Katwijk aan Zee (1978) en Staphorst (1987). Na zijn emeritering in 1992 verleende hij bijstand in het pastoraat in Numansdorp. De auteur van ”Eerbiedig vrezen”, H. Hille, schreef boeken over de kleine kerkgeschiedenis in de rechterflank van de gereformeerde gezindte en biografieën over predikanten.