Door de bril van de literatuur
Hoe leer je jongeren literatuur lezen? Kun je als school een eigen invulling geven aan het vak of ben je met handen en voeten gebonden aan regels van hogerhand? „Scholen kijken naar rendement.”
Vakdidacticus Nederlands en lerarenopleider dr. Theo Witte (1952) is hoofdredacteur van lezenvoordelijst.nl. Deze website voor literatuuronderwijs is eigendom van de Koninklijke Bibliotheek en ontwikkeld door de Rijksuniversiteit Groningen, met steun van de Stichting Lezen en het ministerie van Onderwijs. Doel van de site is om leerlingen te helpen een boekenlijst samen te stellen die bij hen past. Voor de verwerking reikt de website bij elk boek opdrachten aan. Na vijf jaar beleeft de site topdagen met meer dan 15.000 bezoekers.
Literatuuronderwijs op middelbare scholen is de laatste jaren flink ingekrompen, aldus Theo Witte. „Voor de invoering van de tweede fase in 1998 moesten leerlingen voor de vreemde talen tien en voor Nederlands twintig of meer boeken lezen. In de huidige richtlijnen moeten havisten acht en vwo’ers twaalf boeken lezen voor Nederlands en voor de vreemde talen nog maar drie. De talen zijn vaardigheidsvakken geworden, de inhoud doet er nauwelijks meer toe. Bij de invoering van de tweede fase zou literatuur voor 35 procent van het eindcijfer voor Nederlands meetellen. Dat is inmiddels 10 procent geworden.”
Die inperking heeft nadelige gevolgen, constateert de onderzoeker. „Scholen kijken naar rendement en zetten alles in op het examen leesvaardigheid. Ook het schrijfonderwijs lijdt daaronder, waardoor het hoger onderwijs weer klaagt over de schrijfvaardigheid van de studenten.” Er is een sterk verband tussen de ontwikkeling van de taalvaardigheid en veel lezen, benadrukt Witte. Middelbare scholen, van vmbo tot vwo, zijn zich daarvan bewust aan het worden. Steeds meer scholen laten leerlingen daarom in de les boeken lezen, ook in de onderbouw, hoewel het daar niet verplicht is.
Dat de inperking van het literatuuronderwijs ook direct bijdraagt aan de ontlezing onder jongeren wil Witte niet beweren. Het is complexer volgens hem. „Jongeren lezen inderdaad minder en zijn om allerlei redenen moeilijker te motiveren om in hun vrije tijd een boek te pakken. Tegelijk zie ik ook een positieve ontwikkeling: als jongeren tijdens de les passende boeken aangereikt krijgen tijdens de les, gaan ze die ook echt lezen en vinden ze lezen fijn.”
Niveau-indeling
Om te voorkomen dat lezen droogzwemmen zou worden, ontwikkelde Witte een niveau-indeling van 1 tot 6. Doel van deze indeling is dat leerlingen zich blijven ontwikkelen. „Dat geeft die indeling aan. Vergelijk het met gymnastiek. Daar ren je ook niet meteen de 100 meter in 12 seconden. Ik kan me nog herinneren uit mijn eigen middelbareschooltijd dat ik zo genoot van wiskunde. Als je het boek opendeed, zag je bekende stof. Bladerde je door naar het eind, dan schrok je van wat je nog te wachten stond. Maar toch snapte je dat op den duur ook.”
Als een leerling een niveau te hoog zit, geeft hij dat vaak gewoon aan, merken docenten. „Dat is een belangrijk besef. Eigenlijk zegt hij dan: „Ik heb nog onvoldoende bagage om dit boek tot zijn recht te laten komen.” Leerlingen zeggen makkelijk dat ze een boek saai vinden. Ik zeg dan dat ze het verkeerde boek hebben gekozen.”
Toetsing
Hoewel Witte toegeeft dat toetsing in het literatuuronderwijs lastig is, vindt hij wel dat er getoetst moet worden. „Scholen hebben een cijfercultuur. Als je geen cijfer geeft, zijn veel leerlingen niet gemotiveerd om voor je vak te werken. Op lezenvoordelijst.nl staat een filmpje over hoe je dat kunt aanpakken. De docente in dat filmpje oefent de mondelingen klassikaal, zodat de leerlingen weten wat hun te wachten staat. Daarnaast vraagt ze bijvoorbeeld op het vwo aan het begin van de vijfde klas om een tussenstand te geven van waar de leerlingen nu staan in hun ontwikkeling. Door tussentijds herhaaldelijk te peilen kan de docent aan het eind heel goed de balans opmaken en een betrouwbaar cijfer toekennen aan de prestaties.”
Literatuuronderwijs moet wat Witte betreft niet ophouden met lezen alleen. Het schrijven van verhalen zou volgens de vakdidacticus ook in het curriculum moeten worden opgenomen. „Dat gebeurt ook in de landen om ons heen. Het schrijven in de onderbouw vormt een goede basis voor het literatuuronderwijs in de bovenbouw. Leerlingen zijn meestal heel kritisch op elkaars verhalen en ze leren hierdoor om te reflecteren op teksten en hoe je bepaalde effecten kunt bereiken.”
Moet literatuur niet vakoverstijgend onder de aandacht gebracht worden? „Literatuur houdt niet op bij de Nederlandse grens, dus wat dat betreft is het heel terecht om dit samen met vakken als Engels, Frans en Duits te doen. Maar uit experimenten met geïntegreerd literatuuronderwijs (GLO) die in de jaren negentig plaatsvonden, blijkt dat het praktisch gezien moeilijk haalbaar is. Na vier of vijf jaar bloedde de samenwerking op alle experimentscholen dood.”
Letterenstudies
Kozen in 2010 nog 500 studenten voor de studie Nederlands, dit jaar waren dat er 200. Een zorgelijke ontwikkeling, vindt Witte. En hoog tijd om het middelbaar onderwijs hierop aan te pakken. „Toen de tweede fase werd ingevoerd, was het profiel Cultuur en Maatschappij heel populair. Zo’n 25 procent koos voor dit profiel. Nu is dat slechts 10 procent en het heeft een beroerd imago. Mijn voorstel is om het profiel een nieuwe naam te geven: Taal, Media en Cultuur. En om bij de talen meer vakinhoudelijke verdieping in het curriculum te stoppen. Media is voor veel leerlingen een aantrekkelijk onderdeel van zo’n profiel.”
Hoe Witte naar de toekomst van het literatuuronderwijs kijkt? „De wereld is complexer geworden, met verschillende waarde- en normensystemen. Het is daarom belangrijk om betekenis te geven aan dat wat je meemaakt en wat je om je heen ziet gebeuren. Literatuur helpt leerlingen om ruimdenkend te handelen, niet bang te zijn voor de complexiteit van het leven, maar die te accepteren.
Dit jaar is het 400 jaar geleden dat Gerbrand Adriaansz. Bredero zijn ”Spaanse Brabander” schreef. In het stuk en in de samenleving van toen spelen precies dezelfde processen als in deze tijd. Dit toneelspel is sinds 1985 niet meer opgevoerd. Wat zou het mooi zijn als dit jubileum aangegrepen werd om de actuele relevantie van oude literatuur te onderstrepen.”
>>lezenvoordelijst.nl
Tips voor literatuurles
Voor leraren die met de handen in het haar zitten, heeft Witte nog wel wat tips om literatuur aan de man te brengen:
l Wees enthousiast. Een leraar die zelf veel leest en daar vol vuur over vertelt, neemt een leerling mee. Hij kan ervoor zorgen dat zelfs ongeïnteresseerde leerlingen lezen leuk gaan vinden.
l Neem de leerling serieus. Kijk wat een goed boek is voor leerlingen om mee te beginnen en prijs dat aan, ook al vind je er zelf niet zo veel aan.
l Besmet jezelf niet met de Hollandse ziekte. „Ik bedoel daarmee dat je te veel aandacht geeft aan de structuur en te weinig aan de inhoud. Het Nederlandse literatuuronderwijs is daar volop mee besmet. Het gaat meestal over flat of round characters en over het perspectief. Maar daarvoor is een boek niet geschreven. Kijk liever naar welke levenslessen je uit een boek kunt trekken.”
l Wissel leeservaringen uit in de klas. Door de interactie blijft lezen niet beperkt tot een individuele activiteit en door het uitwisselen van ervaringen leren leerlingen te kijken vanuit andere gezichtspunten.
Geen leeslijst op Ichthus College Veenendaal
Henriëtte van de Wetering is al 25 jaar docent Nederlands en sectievoorzitter van dat vak op het Ichthus College te Veenendaal. Van de Wetering specialiseerde zich tijdens haar studie Nederlands in de letterkunde van de 17e en 18e eeuw.
„We besteden ongeveer een derde van de lessen Nederlands aan literatuuronderwijs.
In vmbo 4 gaan leerlingen ieder jaar in groepen van drie met elkaar in debat over een gelezen boek van de lijst. Ze spelen daarbij een radio-uitzending na. In havo 5 moeten leerlingen in een schrijversinterview hun presentatievaardigheden en interviewtechnieken laten zien. Daarbij gaan ze ook in op de thematiek van een modern literair werk. In vwo 5 schrijven leerlingen een kort verhaal met literaire motieven. In vwo 6 voeren de leerlingen in groepen van vijf personen een forumgesprek waarbij ze deskundigen naspelen. Bij een controversieel boek als ”Dit zijn de namen” van Tommy Wieringa over de vluchtelingenproblematiek bedenken ze stellingen en daarover discussiëren ze.
Leerlingen lezen vanaf de brugklas ieder jaar een paar boeken en ten slotte in hun examenjaar ongeveer acht boeken voor het mondeling. In de onderbouw werken we met een vaste lijst, omdat er schriftelijk getoetst wordt. In de examenklassen hebben we geen lijst. Dat nodigt leerlingen uit om na te denken over de vraag wat literatuur is en het stimuleert hen om recente boeken te lezen. Ook kunnen we hierdoor heel gericht adviseren hoe een leerling zijn of haar lijst samenstelt.
Aan de ene kant promoten we christelijke auteurs zoals Vonne van der Meer of Pieter Nouwen. Aan de andere kant willen we leerlingen helpen kritisch te kijken naar auteurs die God onbelangrijk vinden of zich tegen het christelijk geloof afzetten zoals W. F. Hermans of Anna Enquist. We lezen samen fragmenten en kijken welke thema’s aan de orde komen en welke blinde vlekken de auteur wellicht heeft.
We proberen jongeren aan het lezen te krijgen door voor te lezen. Ook gebruiken we filmpjes van boekenprogramma’s of delen van boekverfilmingen. Verder kijken we of we een link kunnen leggen met de actualiteit.
Ik zou heel graag meer mondelinge toetsmomenten hebben. Tegelijkertijd weet ik dat ik blij mag zijn met dat ene moment waarop een leerling individueel het gesprek aangaat over zijn of haar samengestelde lijst. Verder is poëzie een beetje het stiefkindje. Je moet helaas kiezen en het programma is echt vol.
Het doel van literatuuronderwijs is voor mij dat leerlingen steeds meer ontdekken wat de kracht van taal is. Je leert jezelf en een ander beter kennen in alle fantasie, schoonheid, gebrokenheid, onbegrip. Dat alles mogen we spiegelen aan het antwoord van de Heere Jezus, Die Zelf onderwees door verhalen te vertellen.”
Doorlopende leerlijn op Calvijn College Goes
Adriënne van de Vreede-Bustraan is al zeven jaar docente Nederlandse taal en literatuur in de bovenbouw havo/vwo op het Calvijn College te Goes. Ze studeerde Nederlands en koos als specialisatie historische letterkunde. Inmiddels staat ze zeven jaar voor de klas.
„In de afgelopen jaren hebben we bij de sectie Nederlands doorlopende leerlijnen ingevoerd, wat betekent dat de lesstof van de eerste tot de vijfde of zesde klas beter op elkaar aansluit. Zeker bij literatuuronderwijs is dat van belang, omdat je niet productgericht werkt, maar procesgericht.
Literatuur helpt je om naar de wereld te leren kijken. We kiezen er daarom voor om in de klas het gesprek aan te gaan over literatuur, bijvoorbeeld door eerst een fragment te lezen en daarna op verschillende niveaus vragen over het fragment in de groep neer te leggen. Leerlingen nemen vaak een afwachtende houding aan bij het lezen, terwijl ze tijdens een gesprek over literatuur wel loskomen.
Op dit moment werken we chronologisch de lesstof door. Ik zou liever thematisch te werk gaan, maar zover zijn we nog niet. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het boek ”Winter in Gloster Huis” van Vonne van der Meer, waarin de maatschappelijke discussie over voltooid leven terugkomt. Je kunt het onderwerp euthanasie aan de hand van zo’n boek, met gerichte vragen of gesprekspunten erbij, heel goed bespreken in de klas.
Op het Calvijn College is een notitie over vorming geschreven met de titel ”Maak ons Uw beeld gelijk”. Daarin staat onder andere dat „leerlingen via (begeleide) confrontatie met andersdenkenden worden voorbereid op een leven als Bijbelgetrouwe christenen in de samenleving.” Voor die begeleide confrontatie is in ons vak literatuur het middel bij uitstek.
We werken op school ook met niveaus, zoals aangegeven op de website lezenvoordelijst.nl (zie hoofdtekst, RM). De indeling daarvan is wel wat gewijzigd naar eigen inzicht en de titels zijn aangepast voor ons type leerlingen.
Het toetsen van de opgedane kennis vind ik heel lastig. Ik zou bijna zeggen: moet je dit wel becijferen? We hebben geen mondelinge tentamens meer, maar we stellen schriftelijke vragen over de gelezen boeken in de laatste toetsweek van het jaar. De landelijke eis is dat je iets doet aan literatuur(geschiedenis) en literaire begrippen. De beoordeling of het cijfer maakt deel uit van het totale schoolexamencijfer. In het examenjaar moet de leerling op niveau zitten. Hoe je naar dat moment toewerkt, is aan jou als school, sectie of docent. Dat biedt ons de mogelijkheid om het te doen zoals we het nu doen.”