Opinie

Weerwoord: Gaat Jesaja 7:14 over een gewoon kind?

Met een Joodse collega sprak ik over profetieën die de komst van de Heere Jezus aankondigen. Ik noemde daarbij Jesaja 7:14, maar volgens haar gaat die profetie helemaal niet over Jezus. Jesaja zou hier profeteren over een gewoon kind, uit zijn eigen tijd. Klopt dat?

Drs. Henk de Waard
20 November 2017 14:21Gewijzigd op 16 November 2020 12:00
„In de ontvangenis en geboorte van Jezus kreeg Jesaja 7:14 een tweede en veel diepe-re vervulling.” beeld RD, Anton Dommerholt
„In de ontvangenis en geboorte van Jezus kreeg Jesaja 7:14 een tweede en veel diepe-re vervulling.” beeld RD, Anton Dommerholt

JA

De evangelist Mattheüs citeert Jesaja 7:14 in verband met de maagdelijke geboorte van Jezus (Matth. 1:22-23). Hij schrijft dat hierdoor werd „vervuld” wat de Heere sprak door de profeet: „Zie, de maagd zal zwanger worden en een Zoon baren, en u zult Hem de naam Immanuël geven; vertaald betekent dat: God met ons.”

Maar inderdaad zijn er tegenwoordig weinig Bijbelwetenschappers die Jesaja 7:14 lezen als een rechtstreekse voorzegging van de maagdelijke geboorte van de Messias. Dat is terecht, lijkt me. In de eerste plaats wordt in deze tekst, die gericht is tot de Judese koning Achaz (zie vers 10 en 12), een Hebreeuws woord gebruikt dat niet specifiek een maagd betekent, maar een jonge vrouw (zo bijv. de NBV). Het woord geeft niet speciaal aan dat de vrouw nog geen seksuele gemeenschap heeft gehad.

Als dat in Jesaja 7:14 dus het punt was, zou het expliciet erbij vermeld moeten zijn, zeker gezien het wonderlijke van een zwangerschap zonder seksuele gemeenschap. Nu Jesaja eenvoudigweg zegt dat de jonge vrouw zwanger wordt, doelt hij stellig op een natuurlijke zwangerschap, van een ons verder onbekende vrouw.

Een tweede reden waarom Jesaja 7:14 geen rechtstreekse voorzegging van de geboorte van Jezus kan zijn, is gelegen in het vervolg van de tekst. Vers 16 zegt namelijk dat, voordat de jongen goed en kwaad zal kunnen onderscheiden, de twee koningen voor wie Achaz bang is uit hun land verdreven zullen zijn. De bedoelde koningen zijn koning Rezin van Syrië en koning Pekah van Israël (het Tienstammenrijk), met wie Achaz in oorlog was (zie vers 1). Jesaja profeteert dat hun koninkrijken ten onder zullen gaan, en wel op korte termijn: voordat de jongen volwassen is. Zelfs uitleggers die menen dat vers 14 en 15 rechtstreeks over Jezus gaan, erkennen dat het in vers 16 om een kind uit de tijd van Achaz en Jesaja zelf moet gaan (zie bijvoorbeeld de kanttekeningen bij de SV). Zij moeten dus aannemen dat in vers 16 een andere jongen bedoeld is dan in vers 14 en 15, maar dat is wel erg onwaarschijnlijk. Zeker in het licht van de parallelle formuleringen in vers 15 en 16 gaat het duidelijk om dezelfde persoon.

Kortom, Jesaja profeteert inderdaad over een gewoon kind uit zijn eigen tijd, althans in eerste instantie.

NEE

Want hiermee is niet alles gezegd. We stuiten hier op het punt dat het Nieuwe Testament, en zeker ook Mattheüs, oudtestamentische teksten vaak citeert op een manier die ons bevreemdt (zie bijv. ook Matth. 2:15 en vergelijk Hos. 11:1).

Wanneer Mattheüs echter zegt dat in de maagdelijke geboorte van Jezus Jesaja 7:14 wordt vervuld, dan betekent dit niet dat die tekst een rechtstreekse voorzegging van deze gebeurtenis is. Geleid door de Heilige Geest heeft de evangelist gezocht naar teksten die hij aan elementen in het ‘verhaal van Jezus’ kon koppelen, om zo de lezers van zijn evangelie erop bedacht te maken dat zij dat ‘verhaal’ moeten lezen in het licht van de oudtestamentische heilsverwachting. En dus niet slechts op geïsoleerde punten, maar in zijn geheel.

In verband met Jezus’ maagdelijke geboorte vond Mattheüs zo’n tekst in de Griekse vertaling van Jesaja 7:14, die specifieker is dan de Hebreeuwse grondtekst. De Griekse vertaling heeft wél het woord „maagd” en juist dat gaf Mattheüs een belangrijk aanknopingspunt. Ongetwijfeld speelde voor hem ook de naam van het kind (Immanuël) een belangrijke rol. Wat deze naam, eeuwen eerder gedragen door een gewoon kind, uitdrukt, werd in de wonderlijke geboorte van Maria’s Kind op een nieuwe manier werkelijkheid: God met ons.

DUS

Jesaja 7:14 gaat in eerste instantie over een onbekende vrouw die, op natuurlijke wijze en in de tijd van Jesaja, een zoon krijgt. Deze tekst vormt dus geen rechtstreekse profetie over de Heere Jezus waarmee we kunnen bewijzen dat Hij de Messias is. Wat we wel kunnen en moeten doen (en daar gaat Mattheüs ons in voor) is teruglezen vanuit het Nieuwe Testament naar het Oude. Wanneer we in het Evangelie ontdekken wie Jezus werkelijk is, zien we ook dat in Hem alles werkelijkheid werd waar Israël op hoopte. Het Evangelie van Jezus Christus zet het Oude Testament in het juiste perspectief en laat allerlei teksten daarin opnieuw oplichten.

Kortom, in de ontvangenis en geboorte van Jezus kreeg Jesaja 7:14 een tweede en veel diepere vervulling. De waarheid van de naam Immanuël werd bevestigd op een wijze die noch de jonge vrouw, noch Jesaja, ooit had kunnen bevroeden.

>>rd.nl/weerwoord

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer