Zijn werk
Ik vraag u toehoorders, heb ik u niet als een herder door predikaties, dagelijkse catechisaties en huisoefeningen met de stem van het evangelie vriendelijk zoeken te lokken tot de schaapstal van herder Jezus? Heb ik niet steeds geroepen: Dit is de weg, wandel in dezelve!Heb ik niet in mijn huisbezoeken en bijzondere samenspraken met veel moeite en tegenstand getrouw uw zielsgestalte trachten te ontdekken? Heb ik niet de een tegen zelfbedrog, de ander tegen ongeloof en allen tegen alles wat u bederven of verleiden kan, als een getrouwe herder gewaarschuwd? Heb ik u niet in de bediening van doop en avondmaal getrouw getoond welk volk dat daartoe geroepen en gerechtigd was en welke weg een ieder moest betreden om Gods oordeel te ontgaan? Heb ik niet als een herder uw zieken bezocht, waar ik enige kennis van had, of heb ik de armen, de weduwe of de wees soms vergeten?
Oordeel zelf waar u mij het meest gevonden hebt, of in het klaaghuis, in het midden van hen, of in het huis der maaltijden? Ik durf niet te roemen in mijzelf, maar ik meen dat ik in Jezus’ naam de Goddelijke genade, naar het talent dat mij gegeven is, als een herder en niet als een heerser hunne zielen behandeld heb. Ik heb de onwetende toch bestuurd en de trage opgewekt, de afgedwaalde en het verlorene gezocht en een ieder zijn deel voor ogen gesteld. Opdat hij zijn onmacht en ellende zou zien en God zou smeken om genade.
W. Themmen, predikant te Amersfoort (Op- en aftocht van een geestelijke wachter, 1730)