Onderwijs & opvoeding

Column: „Hij begon” – Kibbelende kinderen

„Jij begon.”

Tjitske van Eckeveld-van Ginkel
15 November 2017 07:04Gewijzigd op 16 November 2020 11:57

„Niet, jij.”

„Jij deed dat.”

„Niet, jij!”

„Ik heb geen zin; doe jij het maar!”

Ruzie. Kibbelen. Mopperen op elkaar. Bekvechten. En af en toe ook een mep uitdelen. Of een klein kneepje. Elkaar de schuld in de schoenen schuiven. Soms lijkt het een gewoonte. Onder ons. Onder onze kinderen.

Het is zondagmorgen. De vogels fluiten er lustig op los. De kerkklokken beieren. Tijd om naar Gods huis te gaan. Als mama de laatste theekop in de vaatwasser zet en papa met zijn sleutel klaarstaat om de boel af te sluiten, klinkt het gegil al vanuit de auto. „Ik wil daar zitten.”

„Nee, jij zat daar gisteren ook al.”

„Ik wil niet achterin.”

„Au, je staat op mijn voet.”

En dan nog een paar decibel harder: „Ma-ma!”

De vogels komen er niet meer bovenuit. De klokkentoon verdwijnt in de ruzietoon. De buren slapen vandaag uit. Ze draaien zich misschien wel zuchtend om, denk ik vertwijfeld. „Gaan onze buurtjes weer naar de kerk? Dat is wel te horen!”

Ik schaam me. Is dit een lichtend licht? Dit kan toch niet? Of moeten refo’s ook gewoon kunnen ruziën? Moet ik het gewoon zo laten? Is het gewoon een gewoonte? Ik twijfel.

Op een platform voor christelijk opvoeden lees ik mijn vraag terug. „Mijn kinderen ruziën op de camping. Ik wil graag wat uitstralen als christen, maar dat kan toch niet zo?” Ik lees de reacties en ze komen op hetzelfde neer: „Ach, het zijn kinderen.” En ik beaam dat. Laten zitten en negeren? Hoort die ruzie er dan gewoon bij? Een kindeigen gewoonte?

En ja, kinderen maken ruzie. Ik lees in een artikel dat het goed is dat kinderen ruziemaken. Dan leren ze assertief te zijn. Dan leren ze straks in het echte leven hoe ze met verbale vechtpartijen moeten omgaan. Dus misschien wel goed dat ze lekker ruziemaken? Hoort het er toch bij? Iets leerzaams voor de toekomst?

Ik kom er niet uit en treed een zaaltje binnen van Gods Woord. Ik hoor ruziënde mannen. „Ik heb geen zin.” En dan zie Ik er Een Die vol liefde bukt. „Kom maar, ik doe het wel. Ik was jullie voeten.” En de discipelen worden stil. Ze hoeven niets meer te zeggen. Alleen maar te kijken hoe Hij nederig wast en met liefde dient.

Ik twijfel niet meer. Ruzie, dat is de meeste willen zijn. Dat is jezelf vooropplaatsen. Ik laat het niet zitten. Op de straat vertel ik het hun. In mijn huis. En in de auto op weg naar de kerk. Ik neem hen mee naar die zaal. Naar Hem. Ik laat hun zien hoe Hij een einde maakte aan de ruzie. Hoe Hij diende.

Jij begon? Ik begon? Nee, Hij begon. beeld iStock

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer