Waar zijn pioniers nodig? De N-formule
Dat in de missiologie statistieken niet gebruikt kunnen worden voor het stellen van doelen stemt Marten Visser
voluit toe. Toch kunnen ze volgens hem wel degelijk dienen om de nood van mensen die nog zonder Christus leven aan de kerk te presenteren. Als missioloog in de Europees-continentale traditie heb ik me altijd prettiger gevoeld bij kwalitatief dan bij kwantitatief onderzoek. Dat werd nog versterkt door mijn studie antropologie, waarin de nadruk wordt gelegd op observatie van de deelnemers in plaats van alleen statistiek.
Bovendien paste het ook in mijn theologische overtuiging. Als calvinist kreeg ik van cijfertjes als indicatie voor de groei van de kerk altijd een beetje een nare smaak in mijn mond. En ik vind het ook theologisch onjuist dat materiaal veel waarde toe te dichten. Tenslotte heb ik in zes jaar als leider van een zendingsteam langzaam aan geleerd dat zelfs cijfermatige doelen voor de groei van een organisatie negatieve neveneffecten kunnen hebben. De kwaliteit van de organisatie kan eronder lijden en vooral een goed gefundeerd geloof in Christus. Daarom vind ik mijn mening volledig weerspiegeld in de hartenkreet van de missioloog Jim Plueddemann van een aantal jaar geleden, toen hij een artikel schreef onder de kop: ”Numerieke doelen: Nee! Visie: Ja!”
Twee jaar geleden gaf ik mijn leidinggevende positie op en werd ik kerkplanter. Grootse visioenen en plannen die indrukwekkend klinken maar die weinig te maken hebben met wat echt gebeurt op basaal niveau klinken nu nog veel minder aantrekkelijk in mijn oren.
Prioriteiten
Ik houd vol dat statistieken niet gebruikt kunnen worden voor het stellen van doelen, vooral niet als we de dingen die God doet (het bekeren van mensen) tot ons eigen doel maken. Anderzijds is er ook een gelegitimeerd gebruik van de statistiek in de missiologie. Zij kan gebruikt worden om de nood van de mensen die nog zonder Christus leven aan de kerk te presenteren.
Deze benadering wordt gebruikt sinds het onderzoek van William Carey, via de ”Nood van China” van Hudson Taylor tot ”Operatie Wereld” van Patrick Johnstone. Zij gebruikten getallen om de eigenlijke situatie te beschrijven.
Het getal is een krachtig wapen. Het kan gebruikt worden om christenen uit te dagen tot het zendingswerk. Het kan ook gebruikt worden als een factor (hoewel niet de enige) om te bepalen hoe zendingsorganisaties hun prioriteiten moeten stellen.„Wacht eens even”, hoor ik sommigen zeggen, „bepalen we onse zendingsprioriteiten echt op basis van getallen?” Het eenvoudige antwoord hierop is: „Ja, dat zouden we wel moeten doen - ten minste gedeeltelijk.” Het zenden van pioniers impliceert op zichzelf al kwantitatieve overwegingen. We zenden pionierszendelingen omdat er in bepaalde landen en onder bepaalde volken heel weinig christenen zijn. Dat is een kwantitatief punt om mee te beginnen. Dus de vraag is niet of we (sommige van) onze prioriteiten getalsmatig bepalen, maar of we bereid zijn de meest precieze getallen te gebruiken die we kunnen krijgen. Ik denk dat we dat zouden moeten doen.Sinds die tijd is er veel veranderd. Het is nu niet erg zinvol meer om gewoonweg het aantal mensen dat Christus niet kent in een land of onder een volk te nemen om de noodzaak van zending te beschrijven, want bijna overal is een nationale kerk te vinden. Alleen de nationale kerk als indicatie te nemen is evenmin voldoende. Dan houden we geen rekening met het werk van buitenlandse zendelingen die in het land werken.
Het is dus niet makkelijk om de noodzaak van pionierszendelingen op een duidelijke manier te presenteren. Hoe vergelijk je de nood van Thailand, met weinig evangelische christenen maar met veel zendelingen, met die van Birma, met nauwelijks zendelingen maar met veel meer evangelische christenen? We hebben een manier nodig om rekening te houden met beide factoren: de grootte van de bestaande kerk en het aantal aanwezige zendelingen. Dit is een poging om deze twee factoren samen te brengen en één getal te geven voor de behoefte aan pioniers. Op die manier kunnen landen, volken, regio’s en steden vergeleken worden.
Behoefteberekening
Er zijn dus twee factoren belangrijk bij het bepalen waar pioniers nodig zijn: de grootte of kracht van de bestaande kerk en het aantal al aanwezige zendelingen. De eerste factor is de kracht van de bestaande kerk. Een goede manier om die te meten is door het aantal niet-evangelischen per evangelische te berekenen: x = (P-E) / E. (E: aantal evangelischen, P: totale bevolking).
De tweede factor is het aantal zendelingen. Dit wordt vaak aangeduid als ”y inwoners per zendeling”. Omdat we hier geïnteresseerd zijn in waar pionierszendelingen nodig zijn, is het beter om te zeggen: ”y niet-evangelischen per zendeling: y = (P-E) / M. (M: aantal zendelingen).
De belangrijke volgende stap is: hoe kunnen we deze twee factoren (x en y) zo combineren dat we uiteindelijk een plaatje krijgen waarin de behoefte aan zendelingen tot uitdrukking komt? Daartoe doe ik een belangrijke aanname. Een land waarin 100 niet-evangelischen per evangelische christen leven, heeft 10 keer zo veel zendelingen nodig als een land waarin 10 niet-evangelischen per evangelische leven, en 100 keer zo veel als een land waarin maar 1 niet-evangelische voor iedere evangelische christen is. Als dit juist is, zijn beide factoren (x en y) even belangrijk. Dus kunnen we makkelijk een maatstaf vinden voor de relatieve behoefte aan zendelingen door x en y te vermenigvuldigen: N = x maal y (N = behoefte aan pioniers).
Vier categorieën
Wat vertelt de uitkomst van N me? Op zichzelf niets. N zelf zegt niets over de werkelijkheid. Zij kan alleen vergeleken worden met de uitkomst voor andere landen. Als N voor Thailand 10 keer hoger is dan N voor Mexico (en dat is het), dan betekent dit dat Thailand de pioniers tien keer harder nodig heeft dan Mexico. Als N voor Thailand 7 keer lager is dan N voor Pakistan (en dat is het), dan betekent dit dat Pakistan de pioniers zeven keer harder nodig heeft dan Thailand. Omdat N op zichzelf niet aan de realiteit gerelateerd is, kan die veranderd worden in een constante factor. Ik heb N door een miljoen gedeeld, zodat we een nieuwe N krijgen die makkelijker te lezen is. Dat leidt tot de formule N = (P-E)2 / (106ME).
Hieronder volgt een overzicht waarin N voor ieder land in de wereld aangegeven is, variërend van ongeveer 0,01 tot 100. Dat is een schokkende verdeling als je je realiseert dat Polen 10.000 keer meer behoefte heeft aan pioniers dan Swaziland.
Grofweg kunnen we vier categorieën onderscheiden:
N is 10 of hoger: een dringende behoefte aan pionierszendelingen. Dit geldt voor 18 landen en de groep Oorspronkelijk Toegankelijke Moslimlanden (CANs), die bestaat uit 28 landen.
N tussen de 1 en de 10: behoefte aan pionierszendelingen. Dit geldt voor 44 landen.
N tussen de 0,1 en de 1: genoeg zendelingen. Dit is het geval in 73 landen.
N is minder dan 0,1: genoeg zendelingen, misschien zelfs te veel? Dit geldt voor 51 landen.
Nu wordt slechts 13 procent van al het zendingswerk verricht in categorie-1-landen en 30 procent wordt gedaan in categorie-2-landen, waar dus meer zendelingen nodig zijn. Wel 41 procent van het werk wordt verricht in landen waar genoeg zendelingen zijn, terwijl 16 procent in landen gedaan wordt die waarschijnlijk oververtegenwoordigd zijn in onze missionaire aandacht. Om N in alle landen ter wereld terug te brengen tot 1 (toegegeven, een willekeurig aantal), zijn 367.000 extra zendelingen nodig.
Gebruik van de N-formule
De N-formule kan ook gebruikt worden om de behoefte aan zendelingen te meten in bevolkingsgroepen, regio’s, provincies, steden of sociale groepen. Als dit gedaan wordt, kan men beter geen bevolkingsgroep met een land vergelijken; het is beter om N-waarden van verschillende bevolkingsgroepen naast elkaar te leggen.
Deze vergelijking is het betrouwbaarst als de getallen voor iedere variable (bevolking, evangelischen en zendelingen) van dezelfde of een vergelijkbare bron komen. Als de N-formule op deze manier toegepast wordt, kan hij aan de ene kant gebruikt worden als een indringende oproep om zendelingen te mobiliseren voor de meest hulpbehoevende landen en volken in de wereld. Aan de andere kant kunnen zendingsleiders en zendelingen hem in lokale situaties gebruiken. Moeten we beginnen te werken in stad A of in stad B? Is onze nadruk op het zuiden van het land terecht of niet? Is het waar dat dit deel van de stad meer hulpverlening behoeft? Is er een sociale groep die tot nu toe aandacht van zendelingen tekortgekomen is? Voor al deze vragen ligt het antwoord grotendeels besloten in de N-formule. Als ik dit hulpmiddel gehad had toen ik leider van een zendingsteam was, zou ik het makkelijker gevonden hebben om de beslissen welke bevolkingsgroepen de voorkeur genoten. Nu, als kerkplanter, helpt de N-formule me al om mijn werk toe te spitsen.
Beperkingen
Ik geloof dat de N-formule een fantastisch hulpmiddel is voor zendingsleiders om het werk van hun zending daarop te richten waar het Evangelie het hardst nodig is. Ik geloof dat het een fantastisch hulpmiddel is voor toekomstige pioniers om te bepalen waar hun dienst er het meest toe doen zal. Ik geloof dat hij een fantastisch hulpmiddel is voor missiologen dat ze kunnen gebruiken om teamleiders, zendelingen en toekomstige zendingswerkers te informeren. Maar het is geen waarheid uit het Evangelie. Ik zal enkele beperkingen schetsen.
Evangelisch is niet hetzelfde als gelovig. Evangelische missiologen zijn dol op het tellen van evangelischen. En dat is waarschijnlijk het beste wat we kunnen doen: het tellen van leden van kerken die vasthouden aan het hart van het Evangelie zoals wij het in de Bijbel lezen. Toch moeten we ons er nooit toe laten verleiden m dit te beschouwen als een kopie van het Boek van het Lam. Er zijn vele evangelischen die niet gelovig zijn. Er zijn vele ware gelovigen die niet evangelisch zijn. Het tellen van evangelischen maakt ons meestal triomfantalistisch. Als we de N-formule gebruiken, waarin de nood van deze wereld een functie is van (onder andere) het gebrek aan evangelischen, zonder rekening te houden met andere christenen, dan moeten we extra ons best doen om net zo nederig te zijn als onze Meester was.
Niet alle zendelingen zijn pioniers. In de N-formule is een van de bepalende factoren voor de behoefte aan pionierszendelingen het aantal reeds aanwezige zendelingen. Maar niet alle, en zelfs niet de meeste zendelingen zijn pionier. Het zou beter zijn om alleen pioniers mee te nemen in de berekening en niet de anderen. Maar deze cijfers zijn (nog) niet beschikbaar. Dus het totaal van alle zendelingen lijkt het beste cijfer te zijn. Ik verwacht dat de verschillen in uitkomst van de N-formule iets kleiner zouden worden als statistische gegevens over pionierszendelingen beschikbaar zouden zijn. Want zendelingen in landen met een grote behoefte aan evangelisatie en kerkplanting doen waarschijnlijk veel meer aan deze taken dan zendelingen in landen met een grotere bestaande kerk. Als de N-formule gebruikt wordt voor een situatie waarin niet alleen het totaalaantal zendelingen bekend is maar ook het aantal pioniers onder hen, dan zou het beter zijn om het tweede getal te gebruiken. (Natuurlijk is het dan niet meer mogelijk een vergelijking te trekken met de N-lijst in dit artikel.)
Niet alle evangelisten en kerkplanters worden meegerekend. Niet alleen buitenlandse zendelingen evangeliseren en planten kerken. Nationale christenen (of we hen nu binnenlandse zendelingen of evangelisten noemen) doen hetzelfde. Toch worden zij niet meegerekend in de N-formule. De reden hiervoor is dat hun aantal heel moeilijk te achterhalen is. Naar mijn mening kunnen getallen die vergelijkbaar zijn tussen landen niet met enige zekerheid gegeven worden. (De beste poging die ik ken is die in ”Operatie Wereld”.) Een reden waarom het niet problematisch is om hen buiten de vergelijking te houden: de kracht van de nationale kerk is al onderdeel van de N-formule omdat het aantal evangelischen (E) er een belangrijk onderdeel van is. N wordt in dit artikel gegeven voor hele landen. Of er binnenlands crossculturele zendelingen zijn, is niet zo relevant, omdat alle volken in de nationale statistieken op één hoop gegooid worden. Maar in situaties waarin er een betrouwbaar beeld is van binnenlandse zendelingen (bijvoorbeeld hoeveel binnenlandse zendelingen van andere bevolkingsgroepen, of van andere regio’s, of van buiten de stad) is het beter om ze bij het aantal zendelingen te rekenen. Natuurlijk alleen als dit getal vergeleken kan worden met andere getallen waarin binnenlandse zendingswerkers meegerekend zijn. Want vergeet niet dat N op zichzelf geen betekenis heeft - het krijgt pas betekenis als we het vergelijken met de N van andere landen/volken/regio’s/steden.
In bepaalde gevallen kan het resultaat misleidend zijn. Terwijl N een fantastische algemene vergelijking geeft voor de behoefte aan pioniers, past de formule in sommige situaties beter dan in andere. Als er een grote evangelische gemeenschap is die vrijwel geen contact met de rest van de samenleving heeft, kon de eigenlijke behoefte aan pioniers wel eens groter zijn dan N doet voorkomen. In het blok moslim-CAN’s is er bijvoorbeeld een forse evangelische gemeenschap. Maar de meerderheid zijn kopten in Egypte, en de overgrote meerderheid van de rest zijn buitenlandse werkers. Beide groepen hebben heel weinig impact op de moslimwereld. Als deze groepen niet meegerekend zouden worden, zou de N van de moslim-CAN’s, die al hoog is, nog eens met vijf vermenigvuldigd worden. Aan de andere kant zou men kunnen zeggen dat 10 volken met elk een grootte van 100.000 meer zendelingen nodig hebben dan één volk met een populatie van 1 miljoen. Dit is een deel van de verklaring voor de oververtegenwoordiging van zendelingen in bijvoorbeeld Papoea-Nieuw-Guinea en vele landen in Afrika. Beide voorbeelden tonen dat het denken in bevolkingsgroepen ook belangrijk is voor de N-formule. In dit artikel is N gegeven voor landen. Het zou heel nuttig zijn om het voor volken te berekenen.
Het effect van zendingswerk is ook belangrijk. Het is heel goed om de relatieve behoefte aan missionarissen te weten. Maar dat is niet het enige wat telt. Het heeft ook alles te maken met waar zendelingen effectief zullen kunnen werken. Daarom is de N-formule niet een foutloze indicator wat betreft de plaats waarheen we zenden en gaan.
Het probleem is hier dat effectiviteit van zendelingen onmogelijk te bepalen is. Uiteindelijk is de vraag van effectiviteit van een pionier de volgende: Hoeveel mensen zullen op de jongste dag bij de Heere horen door zijn werk? Ik weet niet hoeveel mensen onder mijn prediking tot geloof gekomen zijn. En ik weet helemaal niet hoeveel van hen zich oprecht bekeerden. Ik weet niet hoe belangrijk mijn rol was en de rol van andere christenen. Ik weet niet hoeveel mensen christen zullen worden door de bediening van iemand anders, en gedeeltelijk door mijn voorbereidende werk. Ik weet niet hoeveel mensen tot God kwamen en nog tot God zullen komen door mijn geestelijke kinderen, kleinkinderen en hun afstammelingen. Ik weet niet hoeveel van hen hun toevlucht tot de Heere Jezus zouden hebben genomen door andere mensen als ik er niet geweest was. Ik weet al deze dingen niet, en het is theoretisch onmogelijk om ze allemaal te weten. Al deze onzekerheden brengen me bij mijn laatse punt.
- De N-formule kan nooit de plaats innemen van Gods leiding. Als we zien op alles wat onbekend is met betrekking tot de uitwerking van zendingswerk, dan is het een enorme opluchting dat het de Heere van de oogst is die zijn arbeiders uitzendt. Hij zal Zijn doel met deze wereld, met alle mensen en met alle zendelingen bereiken. Hij zal ons bij de hand nemen en leiden. Hij kan ons roepen om Hem te dienen in dit of dat land, en we zullen zijn oproep moeten gehoorzamen, of de N van dat land nu hoog is of laag. Effectiviteit van de zendeling hoeft niet eens het belangrijkse punt op Gods agenda te zijn. Hij kan een zendeling naar een volk sturen „zodat ze zich niet zouden kunnen verontschuldigen.” Hij kan meer bezorgd zijn over Zijn werk in de zending dan over Zijn werk door de zendeling. Als we de Bijbel lezen, worden we eraan herinnerd dat Gods idee van effectiviteit niet makkelijk te vergelijken is met onze ideeën op dat punt. Zoals Kosuke Koyama zei: „Gods Zoon kwam naar deze aarde en Hij liep 6 kilometer per uur.” Als de Bijbel over groei spreekt, dan gaat het afsterven van het zaad aan de vermenigvuldiging vooraf. In zendingswerk zouden we wel eens meer organische beelden moeten gebruiken en minder mechanische. Dat zou ons helpen om meer bijbels en minder manager te zijn. Het zou helpen om ons nederig te houden en ons te realiseren dat het God is Die de wasdom geeft.Gods leiding is niet slechts een individuele, mystieke ervaring. Dus Hij kan formule N gebruiken om teamleiders en kandidaat-zendingswerkers te leiden - en ik weet zeker dat Hij dat zal doen. Maar het is ook niet helemaal gebaseerd op rationele gronden - dat zou onmogelijk zijn, gegeven de bijna oneindige variabelen waar we mee te maken hebben. Op die manier is het bedoeld. Dat zal ons helpen om altijd afhankelijk te zijn van God door verbondenheid aan Hem en Zijn kerk en door het bestuderen van de Schrift.
De auteur is zendeling voor de GZB in Thailand.