Cultuur & boeken

Twee eeuwen onderwijsvrijheid

Dit jaar staat bol van euforie over de onderwijsvrijheid. Die vrijheid moeten we koesteren en daar mogen we nooit vanaf.

dr. R. Toes
13 November 2017 11:29Gewijzigd op 16 November 2020 11:56
Exalto betoogt in ”Van wie is het kind?” dat onderwijsvrijheid voor christelijke scholen niet alleen voordelen heeft gehad. beeld Nationaal Onderwijsmuseum
Exalto betoogt in ”Van wie is het kind?” dat onderwijsvrijheid voor christelijke scholen niet alleen voordelen heeft gehad. beeld Nationaal Onderwijsmuseum

Volgens historisch pedagoog John Exalto kunnen er echter wel een paar stevige kanttekeningen geplaatst worden bij wat die vrijheid werkelijk waard is. Uit zijn prachtige boek ”Van wie is het kind?” wordt duidelijk dat hij er niet zo van overtuigd is dat die vrijheid alleen maar positief moet worden geduid.

Het confessionele ideaal van de vrije school is naar zijn oordeel nooit werkelijkheid geworden. Het onderwijs als arrangement van de verzorgingsstaat heeft een intrinsieke afhankelijkheidsrelatie met de overheid. We hebben te maken met een overheid die de spelregels in hoge mate bepaalt en via inspectie en subsidie de regie in handen houdt.

Het belang van het herdenken van strijd en vrijheid is bij Exalto uiteraard niet in discussie. De schoolstrijd behoort volgens hem tot de ”grand narratives” van de Nederlandse geschiedenis. De schoolstrijd ging samen met de wording van de parlementaire democratie in de tweede helft van de 19e eeuw, een tijd van krachtige mobilisatie van brede lagen van de bevolking.

Sommige gereformeerden zagen in deze strijd nadrukkelijk parallellen met het volk van Israël, in de strijd tegen Egypte. In die beeldspraak zagen zij de Franse Revolutie als het diensthuis van Egypte. Het was een bittere en harde dienst waarbij met onze belastingcenten de staatsscholen werden betaald. Farao Kappeyne van de Coppello, die de regels voor het bijzonder onderwijs verscherpte, verzwaarde de druk op het volk des Heeren, maar in 1889 (wet-Mackay) kwam de Rode Zee van bevrijding. Er volgde uiteraard ook nog een woestijnreis totdat het kabinet-Kuyper de gereformeerden in 1901 in het beloofde land Kanaän bracht.

De daarna in 1917 volgende financiële gelijkstelling werd echter bij de volgelingen van ds. G. H. Kersten, voorman van de Gereformeerde Gemeenten, niet zo juichend ontvangen als de hedendaagse euforische geluiden uit de breedte van de reformatorische gezindte doen vermoeden. De financiële gelijkstelling betekende immers dat de christelijke scholen aan het subsidie-infuus gingen. En wat is subsidie meer dan een toelage van een rijke aan een arme, waardoor de arme afhankelijk wordt van diens willekeur?

Ds. Kersten zei het zo in de Kamer op 14 februari 1824: „Ik heb niet kunnen meezingen in het koor van hen, die dankstonden organiseerden bij het tot stand komen van de nieuwe onderwijswet.” Al eerder kon bijvoorbeeld ook de Leerplichtwet rekenen op forse kritiek van de confessionelen. Die wet werd beschouwd als een aantasting van het ouderlijk gezag. Kuyper had de leerplicht al eens het ”decretum horrible” genoemd, het afgrijselijke decreet, een staatsgreep op het huisgezin. Door zo veel staatstoezicht werd in feite een dubbele vrijheid verloren: de religieuze vrijheid en de pedagogische vrijheid.

Na 1917 zien we deze kritiek echter langzaam maar zeker verstommen. Exalto toont aan dat de kiesrechtuitbreiding en de financiële gelijkstelling van 1917 de beweging van bevindelijk gereformeerden tot een vastere structuur en verdere ontplooiing gebracht heeft. Ondanks dit succes ziet Exalto tot in onze tijd duidelijk breuken en barsten in de onderwijsvrijheid. In onze tijd wordt bijvoorbeeld een diversiteitsdogma de scholen ingedragen, dat zichzelf uiteindelijk lijkt op te blazen door een andere doctrine, namelijk de gelijkheidsdoctrine. Dit gelijkheidsbeginsel is inmiddels dermate dominant geworden dat er via een acceptatieplicht diversiteit binnen de school wordt afgedwongen. Dat staat echter op gespannen voet met hoe het Nederlandse onderwijsstelsel honderd jaar geleden tijdens de pacificatie is uitgedacht.

De onomstotelijke conclusie van Exalto is dat de onderwijsvrijheid beduidend minder groot is dan vaak wordt beweerd. De school is verplicht aandacht te besteden aan zaken die de overheid voorschrijft, zoals de evolutietheorie en homoseksualiteit, ook al verwerpt hij die principieel. Denk hierbij ook aan de doorgeslagen medezeggenschapstructuren in scholen. Exalto duidt dit niet ten onrechte als „het offerfeest van de beginselen.”

Boekgegevens

Van wie is het kind? Twee eeuwen onderwijsvrijheid in Nederland, John Exalto; uitg. Balans, Amsterdam, 2017; ISBN 978 94 6003 507 4; 256 blz.; € 19,99.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer