Schrijfster Mariëtte Brink: „We kunnen ons nooit een voorstelling van de hemel maken”
„Hoe ziet de hemel er eigenlijk uit?” vroegen tieners op catechisatie weleens aan Mariëtte Brink. De bouwkundig tekenaar uit Lunteren is als catecheet betrokken bij de hervormde gemeente in Barneveld.
Brink dacht erover om een kinderboek te schrijven naar aanleiding van de vraag van haar catechisanten. Maar het werd een roman voor volwassenen, met de titel ”Dimensie onbekend”.
Het verhaal gaat over de studente plantenkunde Sunny, die tijdens haar vakantie op het exotische eiland Tierra naar bijzondere planten zoekt. Op een dag stuit ze in de rimboe op een verborgen grot. In het kleurloze schemerdonker treft ze een oude man –Abel– aan die zich daar al zijn hele leven met minimale middelen in leven houdt. De wereld buiten de grot heeft hij nooit gezien.
Sunny probeert de man over te halen om naar buiten te gaan om te genieten van het zonlicht, van de kleurenrijkdom en van de uitbundige natuur. Maar dat blijkt niet eenvoudig. Sunny’s woorden schieten tekort om de oude Abel ervan te overtuigen dat het buiten de grot veel beter en mooier is dan erbinnen. Hij begrijpt niet wat ze probeert te beschrijven; haar woorden werken eerder averechts, zodat hij alleen maar meer tevreden wordt met wat hij heeft.
Niet te bedenken
„De vraag van de catechisanten over de hemel is ook niet te beantwoorden”, zegt Brink. „De Bijbel zegt er maar weinig over. Jezus sprak van „vele woningen”, en ergens anders staat dat God een „ontoegankelijk licht” bewoont. In mijn roman leest Sunny Korinthe 2:9: „Maar het is zoals geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, dat is wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben.”
Het is dus per definitie niet mogelijk dat we ons een voorstelling van de hemel maken. Wat mensen kunnen bedenken, is het juist niet. Het is interessant om daar wat over te filosoferen, maar het is anderzijds ook heerlijk om het los te laten en het over te geven. Bovendien: we versimpelen Gods dimensie als we die in ons voorstellingsvermogen trekken. Hoe meer we met ons beperkte brein dit soort zaken proberen te bevatten, hoe meer we God van Zijn voetstuk halen. Vergeleken bij God zijn we niets. In Zijn wijsheid houdt Hij dingen voor ons verborgen, zodat het op vertrouwen aankomt. Zoals een kind zich laat leiden door vader en moeder, hoe ontspannen is dat.”
Hoe kwam u op het idee voor dit verhaal?
„Ik heb iets met beeldspraak. Vergelijkingen helpen mij om dingen te begrijpen. Ik vind het ook altijd prettig als dominees in een preek op die manier iets proberen te verduidelijken. Toen ik de vraag van de catechisanten op me liet inwerken, dacht ik aan een man die al zijn hele leven in een bunker zit opgesloten. Hoe leg je aan zo iemand uit hoe het er buiten uitziet? Uiteindelijk heb ik gekozen voor een grot op een niet-bestaand tropisch eiland. Ik heb het verhaal overigens niet tot in detail vooraf bedacht, het ontwikkelde zich gaandeweg tijdens het schrijven. Dat is het verrassende en onvoorspelbare van het menselijk brein. Behalve het kernverhaal over de grot bevat het boek fragmenten met humor en ook spanning, omdat Sunny een oud dorpsgeheim probeert te ontrafelen.”
Valt er een parallel te trekken tussen dit verhaal en het doorgeven van het Evangelie aan mensen die daar helemaal niets van weten?
„Die is er zeker. Het is bewonderenswaardig als iemand een ander de rijkdom gunt die hij zelf heeft ontdekt. Maar in het verhaal komt ook naar voren dat het een gevoel van onmacht geeft wanneer je goede bedoelingen het tegenovergestelde effect hebben. Uiteindelijk is het God Die mensen door Zijn Geest overtuigt van de waarheid. Hij schakelt mensen in, maar zij hoeven niet in te staan voor het resultaat, dat doet Hijzelf. Hóé, en óf Abel aan het einde van het verhaal overtuigd wordt om zijn grauwe hol te verlaten, ga ik hier niet verklappen.”
Uw verhaal doet denken aan dat van de filosoof Plato over mensen die in een grot zitten vastgeketend en alleen maar schaduwen van de werkelijkheid zien.
„Dat verhaal ken ik niet. Ik moet zeggen dat ik vrijwel nooit romans of andere boeken lees. Voor het schrijven van een allegorische uitleg van het Bijbelboek Openbaring, een eerder boek van mijn hand, heb ik wel de ”Institutie” van Calvijn doorgenomen; om te controleren of ik theologisch wel op het goede spoor bleef. En ik heb op dit moment een boekje van de Amerikaanse predikant Tim Keller liggen. Maar verder lees ik heel weinig, zeker geen romans die alleen maar ontspanning en weinig inhoud bieden.”
Openbaring bevat veel beeldspraak.
„Dat klopt. Voor ”Openbaring 4 t/m 22”, met de ondertitel ”Het Evangelie uit de doeken”, heb ik geprobeerd de beeldtaal terug te vertalen naar de oorspronkelijke boodschap die daarmee bedoeld is. Ik heb zeven jaar over dat boek gedaan en na ongeveer drie jaar kwam ik erachter dat Openbaring gewoon het Evangelie van Jezus Christus verbeeldt. Achteraf verbaast me dat eigenlijk niet, want Jezus Zelf gaf de visioenen aan Johannes en Hij heeft tijdens Zijn verblijf op aarde dag aan dag het Evangelie verteld en met gelijkenissen verduidelijkt. Ik zal niet ontkennen dat de visioenen ook een toekomstscenario kunnen presenteren, maar zelf heb ik daar niets mee.”
Wat hoopt u met deze roman te bereiken?
„Ik hoop dat de lezers net zo veel plezier ondervinden aan het lezen als ik gehad heb aan het schrijven. En natuurlijk hoop ik dat ze de boodschap van het Evangelie eruit weten te halen, die –zoals mijn uitgever het omschrijft– „geraffineerd natuurlijk” in het verhaal is verwerkt.”
Levensbron
Teleurstelling. Frustratie. Irritatie. Ik weet niet wat ik voel, terwijl ik westwaarts ga. Ik had me verheugd op deze middag. Het lukte me maar niet om Abel te overtuigen van iets wat voor mij zo vanzelfsprekend is. Waarom is het zo moeilijk om te begrijpen wat de zon is?
Op het moment dat ik hem vertelde over haar onmisbare licht, wees hij naar de [lichtgevende, RL] zwammen en zei dat hij al licht had. Hoezo onmisbaar? Toen ik haar baan door de lucht nog eens nabootste, vroeg hij waar de zon aan vastzat. „Ze zit nergens aan vast”, was het enige wat ik kon antwoorden. „Ze zweeft door de lucht.” Dat is ook zo, maar Abel had zijn wenkbrauwen gefronst en de uitdrukking op zijn gezicht sprak boekdelen. Zijn laatste beetje interesse vervloog, zodra ik eraan toevoegde: „Als het avond is, verdwijnt de zon en in de ochtend is ze er weer.”
Iedere poging van mij om de zon te verheerlijken, werd een aanfluiting op haar pracht en onmisbaarheid. De weinige keren dat hij me aankeek, zag ik iets van ironie in zijn ogen. Hij denkt nu dat de zon een licht is dat langs een onzichtbaar plafond beweegt, kan veranderen van kleur –wat dat ook moge zijn– en af en toe stopt met licht geven. Wat moet je daarmee als je zelf een lichtbron hebt, die gewoon vast boven je hoofd hangt en constant schijnt?
Op Abel mag mijn beschrijving van de zon dan geen indruk hebben gemaakt, mijn bewondering voor dit hemellichaam is na vanmiddag niet verminderd. Haar afstand tot Tierra is precies goed om mij te verwarmen en om de natuur te laten groeien en onderhouden. Iets dichterbij en ik zou verbranden, totdat er zelfs geen as meer over zou zijn. En als ze een paar seconden zou stoppen met stralen, zou de wereld bevriezen. Geen zon, geen leven. En dat geldt ook voor Abel, al weet hij dat niet. Je eigen levensbron niet kennen… Is dat geen gemis?
Voor mij is het een eer om deze levensbron te kennen en haar naam te dragen.
(Uit: ”Dimensie onbekend”, Mariëtte Brink)
Boekgegevens
Dimensie onbekend, Mariëtte Brink; uitg. Brevier, Kampen, 2017; ISBN 978 94 9243 317 6; 144 blz.; € 14,50.