Geschiedenis

Een eerbetoon aan Nijmegen in Rijksmuseum

In het Rijksmuseum te Amsterdam loopt tot 7 januari een tentoonstelling over de kunstschilder Johan Maelwael. De Nijmegenaren André Stufkens en Clemens Verhoeven zijn er blij mee. „Het is een eerbetoon aan Nijmegen als bakermat van de Nederlandse schilderkunst.”

Jan van Reenen
3 November 2017 21:17Gewijzigd op 16 November 2020 11:52
Clemens Verhoeven (l.) en André Stufkens (r.) zijn  verbonden aan de Stichting Gebroeders van Limburg.  beeld RD
Clemens Verhoeven (l.) en André Stufkens (r.) zijn verbonden aan de Stichting Gebroeders van Limburg. beeld RD

Maelwael (circa 1370-1415) is een van de grondleggers van de Nederlandse schilderkunst. Hij is tot nu toe betrekkelijk onbekend gebleven in Nederland. Dat komt ongetwijfeld doordat veel van zijn werk verloren is gegaan en er geen werk van hem in Nederlandse musea is te vinden. Maelwael werkte vooral in Frankrijk. Onder kunstkenners is zijn naam echter heel bekend. Een van de topstukken op de tentoonstelling, ”Grote ronde piëta”, komt uit het Musée du Louvre in Parijs, dat het werk slechts zelden uitleent.

De Nijmegenaren Stufkens en Verhoeven zijn blij met de tentoonstelling in Amsterdam. Ze zien het een beetje als resultaat van hun niet-aflatende streven om Nijmegen op de kaart te zetten als bakermat van de Nederlandse schilderkunst. Op 5 oktober verscheen van hun hand het boek ”Johan Maelwael en de Gebroeders Van Limburg. Grondleggers van de Nederlandse schilderkunst”. Het is uitgegeven in samenwerking met de Stichting Gebroeders van Limburg, waaraan zij zijn verbonden.

In het boek staan de belangrijkste kunstwerken van genoemde broers, ook die in het Rijksmuseum te zien zijn. „Tot vijftien jaar geleden wist bijna niemand in Nederland dat in Nijmegen de oorsprong lag van de Nederlandse schilderkunst”, aldus Stufkens. „Sinds 2005 veranderde dat met de grote tentoonstelling over de gebroeders Van Limburg. Door het jaarlijkse Van Limburg Festival kan niemand meer om hen heen. Dan zijn er zo’n 700 mensen in middeleeuwse kledij in de binnenstad te vinden. En nu staat Johan Maelwael dus in de belangstelling. Hij verwierf roem aan het Franse en het Bourgondische hof.”

Heraldiek

Maelwael begon zijn carrière aan het hof van de hertog van Gelre. Aanvankelijk had hij veel te maken met de heraldiek, de wapenkunde van de hoge Gelderse adel. „De eerste Nederlandse schilders waren de mannen die de uitrusting van de ridders, met name hun schilden, versierden met heraldische familietekens. Zo waren de ridders kenbaar aan hun beschilderde schilden”, zegt Verhoeven. „Maelwael beschilderde ook wimpels, banieren en zeilen van schepen en als heraut had hij een diplomatieke functie. Hij deed zijn werk zo goed dat hij opgemerkt werd door het Franse hof.”

Waren er contacten tussen het hof van de hertog van Gelre en de Franse koning?

Verhoeven: „Er waren twee lijnen. De eerste was die van Catharina van Beieren, hertogin van Gelre en vrouwe van het Valkhof. Zij was familie van Isabella van Beieren, de koningin van Frankrijk. Zij hebben het met elkaar ongetwijfeld over versieringen gehad. De tweede was die van een parade van heraldische kunst in 1388 in het Franse legerkamp bij Körrenzig, 140 kilometer ten zuiden van Nijmegen, onder leiding van de herauten van Gelre en Gulik. Daar zag de Franse koning de pracht en praal van de Gelderse ridderwapens. Zo kwam Maelwael aan het Franse hof terecht en later aan het hof van de Bourgondische vorsten.”

Was hij daar succesvol?

Verhoeven: „Maelwael heeft zeer belangrijke opdrachten ontvangen. Jammer genoeg is er veel verloren gegaan, bijvoorbeeld portretten van de hertogen Jan zonder Vrees en Filips de Stoute van Bourgondië, maar er zijn wel kopieën van bewaard gebleven. Hij werkte ook mee aan de grafkerk van de Bourgondische vorsten in Dijon. De figuren van de beroemde Mozesput –een laatmiddeleeuws beeldhouwwerk van Claus Sluter– werden geschilderd door Maelwael. Helaas is het kleurpigment daarvan voor het grootste deel verdwenen.

Maelwael schilderde met de ”Grote ronde piëta” het eerste ronde kunstwerk in Europa. Een ander bekend werk van hem is ”Christus als Man van smarten, ondersteund door Johannes, Maria en twee engelen”. Het Louvre heeft dit schilderij in 2012 voor een bedrag van 7,8 miljoen euro gekocht van een particulier. Men noemde het toen een nationale schat die behoorde tot de absolute kern van de Franse schilderkunst.”

Werd Maelwael dan een Fransman?

Verhoeven: „Maelwael is Nederlander gebleven –ook al wordt zijn werk tot het Franse nationale bezit gerekend en al verfranste hij zijn naam tot Jean Malouel– zoals ook Vincent van Gogh Nederlander is gebleven. Van Gogh bracht het laatste deel van zijn leven eveneens in Frankrijk door.

Maelwael bleef bezittingen houden in Nijmegen, waar de familie nog steeds een atelier had aan de Burchtstraat. Toen zijn eerste vrouw overleden was, reisde hij tussen 1404 en 1406 naar Nijmegen. Hij trouwde er met Heylwig van Redinchaven. In 1413 ging hij voor erfeniszaken terug naar zijn geboortestad. Het huis van zijn oom Herman, op de hoek van de Burchtstraat en de Nieuwstraat, werd toen verdeeld tussen hem en zijn zus Metta.”

Dus daarom staat Nijmegen aan de wieg van de Nederlandse schilderkunst?

Verhoeven: „Er is meer. Aan het eind van de vorige eeuw markeerden de geschiedenisboeken het begin van de Nederlandse schilderkunst in het tweede kwart van de vijftiende eeuw. Met als belangrijkste namen Jan van Eyck (circa 1390-1441) en Rogier van der Weyden (circa 1400-1464). Langzaam maar zeker werd duidelijk dat deze Vlamingen hun werken niet vanuit het niets hebben kunnen maken en dat het begin van de Nederlandse schilderkunst niet lag in Brabant, Vlaanderen of Holland, maar in het hertogdom Gelre, in Nijmegen.

Nijmegen was een vruchtbaar cultuurcentrum. De gebroeders van Limburg, die familie waren van Johan Maelwael en die ook in Frankrijk succesvol waren, zijn eveneens in Nijmegen begonnen. Ook het voorgeslacht van Jeroen Bosch ontving zijn opleiding in Nijmegen, mogelijk zelfs ook de familie Van Eyck.

Welke rol speelt Nijmegen in de tentoonstelling van het Rijksmuseum?

Stufkens: „Pieter Roelofs, conservator 17e-eeuwse schilderkunst in het Rijksmuseum en samensteller van de tentoonstelling, is zijn carrière in Nijmegen begonnen. Hij heeft op een voortreffelijke manier de tentoonstelling over de gebroeders Van Limburg in 2005 georganiseerd. Zo zie je maar, het begint allemaal in Nijmegen.”

Heeft de stichting Gebroeders Van Limburg nog meer plannen?

Stufkens: „In november komt er van ons een Engelstalig boek uit over Maelwael en de gebroeders Van Limburg, als eerste van een reeks wetenschappelijke boeken met artikelen van kunsthistorici uit verschillende landen.

We willen verder graag dat er een Gebroeders van Limburgcentrum komt op de plaats van het vroegere atelier. Archeologisch onderzoek heeft uitgewezen dat er op die plaats in de Burchtstraat daadwerkelijk een veertiende-eeuws atelier geweest is. Onze stichting heeft subsidie aangevraagd bij de provincie Gelderland voor de aankoop van het pand. Het zou mooi zijn als toeristen zo op een laagdrempelige manier in aanraking kunnen komen met beroemde Nijmegenaren.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer