Geestelijk huwelijk
Efeze 5:25b, 26a
„Gelijk ook Christus de gemeente liefgehad heeft en Zichzelf voor haar heeft overgegeven, opdat Hij haar heiligen zou…”
Christus is vol van genade, leven en zaligheid; de ziel vol van zonden, dood en verdoemelijkheid. Laat nu echter maar het geloof tussenbeide komen en laat het erop vertrouwen dat van Christus de zonden, de dood en de hel zijn. De ziel wordt genade, leven en zaligheid deelachtig. Want het betaamt Hem, als Hij de Bruidegom is, tegelijkertijd de dingen die de bruid heeft mede mét haar te aanvaarden en de dingen die van Hem zijn aan de bruid mee te delen. Immers, hoe zou Hij Die Zijn lichaam en Zichzelf aan haar geeft, niet alles wat het Zijne is geven? Wie het lichaam van de bruid aanneemt, hoe zou hij niet al wat de bruid is met haar aanvaarden? Hier stelt Hij in het licht het zo bijzonder boeiende schouwspel, niet alleen van gemeenschap, maar ook van een heilzame strijd en overwinning en behoud en verlossing. Daarom, omdat immers Christus in één Persoon mens en God is, Die niet alleen niet gezondigd heeft, noch sterft, noch veroordeeld wordt, maar ook zelfs niet zondigen, sterven of veroordeeld worden kan. Zijn gerechtigheid, leven en heil zijn onoverwinnelijk, eeuwig en almachtig. Daarom, omdat zo’n Persoon de zonden, de dood en de hel van de bruid, ook vanwege de bruidsring van het geloof, voor Zich in gemeenzaamheid met haar aanvaardt, ja die tot Zijn eigen gemaakt heeft.
Maarten Luther,
hoogleraar in Wittenberg
(”De vrijheid van een christen”, 1520)