Toerekening
Romeinen 4:3b
„Abraham geloofde God en het is hem tot gerechtigheid gerekend.”
Paulus zegt dat Abraham God geloofde en dat hem dit tot gerechtigheid werd gerekend. Door dit geloof verheerlijkte Abraham God in zeer overvloedige mate. Zo zal ook ons geloof ons om dezelfde reden tot gerechtigheid gerekend worden, indien wij zullen geloofd hebben.
Vervolgens is de onvergelijkelijke heerlijkheid van het geloof dat het de ziel verbindt met Christus, als een bruid met haar bruidegom. Door deze sacramentele vereniging, zoals de apostel zegt, worden Christus en de ziel gemaakt tot één vlees. Van alle huwelijken is dat tussen Christus en de ziel het volmaaktst. Immers, menselijke huwelijken zijn slechts zwakke afbeeldingen.
Zo volgt hieruit dat ook alle dingen hun beiden gemeen worden, zowel de goede als de kwade, zodat de gelovige ziel de dingen die Christus heeft als de hare mag beschouwen en aannemen en daarin mag roemen, terwijl Christus de dingen die de ziel heeft, aanvaardt als de Zijne.
Maarten Luther,
hoogleraar in Wittenberg
(”De vrijheid van een christen”, 1520)