Column: Publieke schuldbelijdenis kan missionaire uitstraling hebben
Ook op het kerkelijk erf gebeuren er dingen die het daglicht niet kunnen verdragen. Overspel, fraude, intimidatie, leugens enzovoort. Het is niet nodig om namen van predikanten of namen van gemeenten te noemen. Via de christelijke media worden af en toe de meest heftige zaken openbaar. Het grootste deel blijft achter gesloten deuren of onder de hoede van commissies voor het opzicht.
Verdrietig en beschamend, juist in de context van de christelijke gemeente. De heiligheid van de kerk is een geschenk en een opgave. Het is de vraag of wij ons hiervan altijd voldoende bewust zijn. Dit brengt tevens met zich mee dat de uitoefening van de kerkelijke tucht geen theoretische aangelegenheid mag zijn.
De geschiedenis van Ananias en Saffira (Handelingen 5) bevat een aantal lessen voor de omgang met de onheiligheid van gemeenteleden. Hun bedrog leidt rechtstreeks en onmiddellijk tot hun dood. Een huiveringwekkende geschiedenis. Moest God echt zo meedogenloos ingrijpen? Waar zijn hier de barmhartigheid, het geduld, de genade en de liefde? Maar God nam het bedrog in deze jonge christelijke gemeente blijkbaar zo hoog op dat deze uitkomst onontkoombaar was.
Een ontstellende gebeurtenis. Maar wel een met een verrassend vervolg. In Handelingen 5:14 staat dat de desbetreffende christelijke gemeente een forse groei meemaakt. Dat is toch een opvallend resultaat. Een gemeente die de uitoefening van de tucht uiterst serieus neemt, is blijkbaar een heel wervende gemeente. Zo’n rechtstreeks verband tussen scherpe tucht en de snelle groei van de gemeente kom ik in handleidingen voor evangelisatie zelden tegen.
Mijn stukje begon met het noemen van misstanden op het kerkelijk erf. Gaan wij daarmee op de juiste wijze om in de christelijke gemeente? Ik heb twaalf jaren deel uitgemaakt van een generale commissie voor het opzicht. De enige geestelijke winst uit die periode is het diepe besef dat het alléén aan Gods trouw is te danken dat er nog steeds een kerk bestaat. „Het zijn de goedertierenheden des Heeren, dat wij niet vernield zijn” (Klaagliederen 3:22).
Voor het overige heb ik dit werk vaak onbevredigend gevonden. Juist daarom las ik met interesse een treffende gedachte van dr. W. van Vlastuin. In zijn recente boek ”Katholiek vandaag” betreurt hij het dat de publieke belijdenis van zonden vrijwel niet meer plaatsvindt. Het vindt nog slechts plaats in enkele gemeenten en vrijwel uitsluitend bij overtreding van het zevende gebod. Waarom is dit zo ingesnoerd?
Het zou in iedere kerk een plek moeten hebben, maar ook ten aanzien van andere zonden. Publieke schuldbelijdenis impliceert publieke vergeving. Dit betekent de mogelijkheid van een nieuwe start. Een zwarte bladzijde mag worden omgeslagen. Hoe bevrijdend is dit!
Ik begrijp ook wel de huiver hiervoor. Trekt een openbare schuldbelijdenis niet zomaar sensatiezoekers aan? Leidt het niet tot het aanjagen van nieuwsgierigheid en roddel? Dit is niet denkbeeldig. Maar dat zegt dan wel veel over de ongeestelijke staat van gemeenteleden. De hemel juicht als een zondaar tot inkeer komt. En komen wij niet verder dan leedvermaak? Eigenlijk toont dit dat wij in onze verburgerlijkte kerken helemaal niet meer kunnen omgaan met échte zondaren van vlees en bloed.
Publieke schuldbelijdenis kan een verrassende missionaire uitstraling hebben. Zo’n openbaar gebeuren laat krachtig zien dat zondaren, hoe diep gevallen ook, van harte welkom zijn in de kerk. Voor buitenstaanders komen kerkmensen nogal eens over als Farizeeën die de bekering niet nodig hebben. Als morele betweters. Niets is echter minder waar. De ruimte die er in de christelijke gemeente is om de zonde op tafel te leggen en de bereidheid om de zondaar weer volledig in de armen te sluiten, kan dit krachtig onderstrepen.
Ik geloof vast dat buitenstaanders niet op ons afknappen omdat er onder ons ernstige zonden worden gepleegd. Veeleer knappen zij af op de wijze waarop wij met mensen omgaan die struikelen in hun zonde. Misschien is het in dit licht niet eens zo erg als het plaatselijke nieuwsblad een berichtje zou schrijven over een openbare schuldbelijdenis én de publieke vergeving die daarop volgt.
Een van de manco’s van de huidige reformatorische prediking is dat er vaak op abstracte wijze over zonde en genade wordt gesproken. „De mens” moet aan „de zonde” worden ontdekt. Misschien is het vaker bieden van de mogelijkheid om openbare schuldbelijdenis te doen voor de kerkelijke gemeente wel de lakmoesproef of zij nog kan omgaan met echte zondaren.
Mr. D. J. H. van Dijk is lid van de Eerste Kamer voor de SGP. Reageren? rubriekforum@refdag.nl