Sluwe streek Engelsen betekende einde Oost-Indische Compagnie
Over de gloriedagen van de roemruchte Vereenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) kan de gemiddelde Nederlander wel wat vertellen. Hoe de VOC aan haar treurig einde kwam, weet vrijwel niemand. Een expositie in het Maritiem Museum Rotterdam vertelt er meer over.
Samen met collega’s spitte conservator Irene Jacobs stapels eeuwenoude documenten door, afkomstig uit Britse archieven. „In Nederland is over het einde van de VOC vrijwel niets te vinden”, zegt ze. Het verhaal dat stukje bij beetje boven water kwam, is treurig. Althans voor Nederland. Vandaar dat onze landgenoten er destijds geen trek in hadden om de geschiedenis uit de doeken te doen.
De Engelsen wel. Schilder Thomas Luny (1759-1837) legde het gebeuren bijvoorbeeld vast in een groot schilderij. Jacobs: „We hebben het doek in 2009 aangekocht, en daarna op kosten van de Vrienden van het Maritiem Museum laten restaureren.”
Loer
Nu hangt het schilderij voor het eerst in het Maritiem Museum. Daar trekt het de aandacht in de expositie ”How we ditched the Dutch” (Hoe wij de Nederlanders een loer draaiden), die 7 oktober van start ging.
Stukje bij beetje krijgt de bezoeker inzicht in de geschiedenis die Nederlanders uit hun collectieve geheugen hebben gewist. De tentoonstelling belicht de kwestie via verschillende historische betrokkenen aan zowel Engelse als Nederlandse kant die de bezoeker hun verhaal doen.
Het draait allemaal om een vloot van zeventien handelsschepen die de VOC in 1792 naar Azië stuurt om daar specerijen en andere handelswaar te bemachtigen.
De VOC, ooit de machtigste handelsonderneming ter wereld, heeft dringend een succesvolle expeditie nodig om weer zwarte cijfers te kunnen draaien. Onder meer de vierde oorlog met Engeland, tussen 1780 en 1784, heeft de handel geen goed gedaan.
Verder is de compagnie in een verbitterde concurrentiestrijd verwikkeld met haar Britse evenknie, de East India Company (EIC). De vrede met Engeland is nu echter weer getekend en de toekomst lacht de Nederlanders toe.
De tocht naar de Oost verloopt voorspoedig. Rijk beladen keren de handelsschepen dan ook terug naar Amsterdam, waar ze zo’n twee jaar eerder zijn vertrokken. Na pleisterplaats Kaap de Goede Hoop, op het puntje van Afrika, slaat een storm ze echter uit elkaar. De twee oorlogsschepen die de vloot moeten beschermen, blijven met acht vrachtschepen over.
De andere schepen zeilen onbeschermd verder. Twee ervan reizen moederziel alleen, zeven andere vinden elkaar weer. Ter hoogte van Sint-Helena, 2000 kilometer ten westen van Afrika, besluiten deze zeven om op dat eiland water en vers voedsel in te slaan. Sint-Helena staat dan net zoals tegenwoordig onder Brits gezag, maar dat is geen probleem. De vrede met het Verenigd Koninkrijk is immers al enige jaren geleden getekend.
Hoge toon
Eenmaal bij het eiland varen Engelse schepen de Nederlanders tegemoet, op 14 juni 1795. Fier in top wappert de Nederlandse vlag, ten teken van vriendschap. Nietsvermoedend laten de zeelui uit de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden de Engelsen langszij komen. Maar zodra deze aan boord klauteren, volgt er een volslagen verrassing. De soldaten sommeren de kapiteins hun schip af te staan. Op hoge toon maken de Engelsen duidelijk dat de schepen vanaf nu onder Brits gezag staan. „Enkele maanden ervoor was Nederland een vazalstaat van Frankrijk geworden, onder de naam Bataafsche Republiek”, aldus Jacobs.
Vlucht
In de strijd tussen patriotten en prinsgezinden hadden de eersten eind 1794 de hulp van Frankrijk ingeroepen. Stadhouder Willem V had de republiek verlaten en door een vlucht naar Engeland zich het vege lijf gered.
Jacobs: „Het Verenigd Koninkrijk zag Nederland sinds die tijd als vijand, aangezien het zelf in oorlog was met Frankrijk. Dit gaf de Britten de vrijheid om de Nederlandse handelsschepen te kapen. Terwijl de zeelui nog van niets wisten, door het gebrek aan communicatiemiddelen.”
De Engelsen kapen ook de twee alleen varende koopvaarders. Ze doen dit met hetzelfde trucje. In totaal harken de Britten hiermee een vracht ter waarde van zo’n 10 miljoen gulden aan pure winst binnen, omgerekend naar nu zeker 70 miljoen euro. Een prachtige actie, vinden de Engelsen.
Ellende
De VOC kijkt er anders tegen aan. Van de rijk beladen vloot keren slechts acht schepen terug in Amsterdam. Jacobs: „De Engelsen hadden niet alleen de handelswaar buitgemaakt, maar ook de schepen en de bemanning. De VOC kon dus niet opnieuw een expeditie sturen.”
De opvarenden komen soms voor jaren in krijgsgevangenschap terecht. De ellendige omstandigheden kosten velen het leven.
Scheepsjongen Casper Schopman komt in 1800 vrij. Terug in Rotterdam meldt hij zich bij het VOC-handelskantoor. Daar wacht hem opnieuw een verrassing: de compagnie blijkt niet meer te bestaan. De enorme tegenslag van 14 juni 1795 had als gevolg dat er in december 1800 een einde kwam aan de eens oppermachtige compagnie.
De expositie ”How we ditched the Dutch” is te zien tot en met 3 juni. >>maritiemmuseum.nl/tentoonstellingen