Verknocht aan dunbevolkt Nederland
Het land is er weids en de luchten hangen er laag. Met z’n twintigen, inclusief de weekendbewoners, koesteren de Nederlanders hun dorp en kiezen ze jaarlijks hun burgemeester. „Vroeg of laat kom je allemaal een keer aan de beurt.”
Na een lange worsteling lukt het de zon om door de mist heen te breken. Het vriendelijke herfstlicht toont Nederland op z’n mooist. Weids polderland met hier en daar een plukje bomen, een paar grazende paarden en verderop het ruige rietland van de Weerribben.
Op de betonplaten voor de eerste hoeve staan een paar landbouwvoertuigen, een schaftkeet, in plastic gewikkelde balen kuilgras en ongeregeld goed. Achter het hek gaan twee rottweilers en iets wat er op lijkt als razenden tekeer. Pas als Jacob de Lange (57) ze duidelijk heeft gemaakt dat het goed volk is, bedaren ze. „Op zo’n afgelegen plek is het prettig om een paar van die dieren te hebben”, zegt de Nederlander. „Als we van huis zijn, bent ze nog veel feller.”
Niet alleen op het erf, ook binnenshuis is het een gemoedelijke chaos. Twee peuters vermaken zich aan de met speelgoed bezaaide keukentafel. „Dinsdag is onze oppasdag”, zegt Tineke, de echtgenote van Jacob. „Boven ligt er nog een te slapen. We zijn er de hele dag zoet mee.”
Schapen
Jacob was de achterliggende tijd vooral in de weer met de schapen. Eerst moest hij ze scheren. De wol levert weinig op, maar je kunt de beesten niet met hun vacht laten zitten. De afgelopen dagen was hij druk met het scheiden van de jonge ooien en rammen. „Ik had er zowat 200 bij mekaar lopen. De rammen heb ik verkocht, dus die moest ik apart zien te krijgen. Ze hebben ook allemaal een nummer in het oor gekregen.”
Zijn vader combineerde een melkveebedrijf met rietbouw, zoals bijna alle boeren in deze streek. Het sprak voor zich dat Jacob hem opvolgde. In zijn jonge jaren waren de families De Lange en Timmerman toonaangevend in Nederland. Een oom verdiende de kost op de volgende boerderij. „Een oudere broer van mijn vader zat dáár weer naast. Een zuster van m’n vader woonde aan de andere kant van het dorp.” Hij ervoer de gemeenschap nooit als benauwend. „Je weet niet beter. En je zit hier niet op elkaars lip. Als we elkaar nodig hebben, helpen we elkaar. Verder gaat ieder z’n eigen gang.”
Negen jaar geleden verwisselde hij de koeien voor schapen. Omdat de melkprijs slecht was en hij geen uitbreidingsmogelijkheden had. „Verderop wel, maar ik wil hier niet weg. Het melkquotum heb ik verkocht, het land houd ik aan. Een deel is voor mijn schapen, de rest verpacht ik.”
Roomsloot
Achter de hoeve ligt de Roomsloot, die Nederland in tweeën verdeelt. Deze kant en de overkant. Aan deze kant ligt de Rietweg, met vier panden. Aan de overkant de Veldhuisweg, met vijf panden. Ooit had Nederland ook een eigen schooltje, maar daar weet de schapenhouder annex rietteler al niet meer van. Op de fiets ging hij naar de streekschool van Scheerwolde, waar ook zijn eigen kinderen dagelijks naartoe trapten. Door weer en wind.
Hij was een jaar of vijf toen de eerste vreemdelingen zich in Nederland vestigden. „M’n oom en tante aan de overkant verkochten hun boerderij. Dat werd de eerste weekendwoning. Die is nu van iemand uit Tilburg. Een andere boerderij is opgekocht door drie of vier gezinnen die er samen gebruik van maken.”
Momenteel telt Nederland nog zo’n twintig zielen, inclusief de weekendbewoners. Trammelant hebben ze eigenlijk nooit. „Eens per jaar ontmoeten we elkaar op het burgemeestersfeest. Daar doet iedereen aan mee.” Het festijn in het najaar wordt georganiseerd door de zittende burgemeester, nu de man uit Tilburg. „Die wijst de burgemeester voor het komende jaar aan. Vroeg of laat kom je allemaal een keer aan de beurt. Die traditie is in het leven geroepen door Duitse mensen die hier hebben gewoond.”
Kano
De huidige plaatsnaamborden van Nederland zijn hufterproef. Om te voorkomen dat ze weer worden gestolen. Ten tijde van het burgemeesterschap van Jacob de Lange werd zelfs een geïmproviseerd houten naambord ontvreemd.
In het laatste huis aan de Veldhuisweg woont musicologe Tine Nouwen (74), weduwe van de in 2007 overleden romanschrijver en publicist Pieter Nouwen. In 1984 kwamen ze vanuit Amsterdam naar Nederland, omdat ze het helemaal hadden gehad met het rumoer in ’s lands hoofdstad. „We kenden dit dorp omdat mijn broer een piepklein huisje in deze buurt had. Zo nu en dan gingen we daar een weekend logeren. Dat vonden we héérlijk.”
Toen er in Nederland een boerderijtje te koop kwam, hoefden ze niet lang na te denken. Ze kochten het en conserveerden de oude sfeer zo goed mogelijk. „Deze woonkamer was vroeger de stal, de keuken hebben we in de oude staat gelaten. Op de vloer liggen de oorspronkelijke planken.” Vrienden en bekenden voorspelden dat ze het er één winter zouden uithouden. Die profetie kwam niet uit. „Pieter vond hier eindelijk de rust om een roman te schrijven. Ik ben opgegroeid in een dorpje aan de Maas in Noord-Limburg, dus voor mij was het platteland bekend.”
Vanaf de eerste dag voelde ze zich welkom in Nederland. „Toen we de boel een beetje op orde hadden, hebben we het hele dorp uitgenodigd. Pieter is de uitnodigingen met onze kano wezen bezorgen. Niet dat hij al kon kanoën, maar hij was in staat om zich met dat ding voort te bewegen. Tot in de jaren 50 had je hier geen wegen en gebeurde alles via het water.”
Storm
Na het overlijden van Pieter stond de hele gemeenschap om haar heen. En toen ze het afgelopen jaar een nieuwe heup kreeg, was er altijd wel iemand die boodschappen wilde doen. Jacob de Lange heeft een sleutel van haar huis, voor het geval ze een paar dagen op pad is. „Dan zorgt hij voor de planten. Ze zitten hier niet voortdurend naar je te kijken, maar ben je een poosje uit beeld, dan komen ze even informeren hoe het gaat. Een heel plezierige sociale controle.”
Onlangs blies een zware storm een grote boom in haar achtertuin omver. Op het dak van een schuur van de overburen: Klaas de Lange van Weerribben Zuivel. „Dan wordt er niet gezeurd of geklaagd, zoals in het westen van het land. In Nederland lossen ze zoiets op een prettige manier op.”
Zolang het half mogelijk is, wil ze er blijven wonen. „Word je echt gebrekkig, dan is dit niet de ideale plek, maar voorlopig red ik me prima.” Terug naar Amsterdam is geen optie. „Ik moet er niet aan dénken. Met een zekere regelmaat kom ik er, maar ik ben blij als ik weer naar huis kan. Zeker in deze tijd van het jaar. ’s Morgens hangt er vaak een nevel over het land, die langzaam optrekt. Even hebben de koeien geen poten, maar alleen bovenlijven. Dat blijft bijzonder.”
Moeras
Vervelen doet de musicologe zich geen moment. Ze geeft cursussen aan huis, organiseert concerten, houdt masterclasses met zangeres Miranda van Kralingen, verzorgt de tuin en laat op gezette tijden haar huisgenoot uit. „Een blindengeleidehond die niet door de opleiding kwam. Hij is lichtelijk gestoord, zal ik maar zeggen.”
Voor Jacob de Lange breekt het rietseizoen weer aan. Met het beheer door Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten is hij niet onverdeeld gelukkig. Steeds meer grasland wordt omgevormd tot moerasgebied. „Je wilt niet weten hoe veel bunder goed land ze al over de kop hebben getrokken.” Het geld om het moerasland te onderhouden, ontbreekt. „Binnen tien jaar zit alles kats onder jonge bomen en takkenbende, let maar op.”
Toch overheerst het goede. Net als Marije, zijn jongste dochter, piekert hij er niet over om het gehucht bij de Weerribben te verlaten. Ook Jeroen, zijn enige zoon, wil op termijn terugkomen naar Nederland. „Die is nu timmerman, maar waarschijnlijk gaat hij het bedrijf van me overnemen. Hij werkt al mee in het riet.” Het aantal fietsers en wandelaars neemt met het dalen van de temperatuur snel af. „Prima”, zegt Tineke uit de grond van haar hart. „Mensen van buitenaf vinden dat wij hier geïsoleerd wonen. Nou, mij is het in de zomer druk zat.”
In het hart van de Weerribben
Het hart van laagveengebied de Weerribben ligt Nederland. Het gehucht maakt deel uit van de gemeente Steenwijkerland in de kop van Overijssel. De afgelopen decennia werd het door steeds meer toeristen ontdekt, dankzij fiets-, kano- en wandelroutes waarin Nederland is opgenomen. Zowel het Zuiderzeepad als het Overijssels Havezatenpad voert door het buurtschap.
Het landschap van de Weerribben werd gevormd door turfstekers. Daar waar ze de turf hadden weggestoken, ontstonden watergangen: de weren. Ertussen lagen de ribben, waarop de gestoken turf te drogen werd gelegd. Stormen in het zuidelijker gelegen turfwinningsgebied bliezen een veelheid aan ribben omver, waardoor er grote watervlakten ontstonden: de Wieden. De meeste bewoners van de veenstreek verdienden de kost met een mix van veehouderij, rietbouw en visserij.
Vanaf de jaren dertig van de 20e eeuw werden grote gebieden langs het Steenwijkerdiep drooggelegd en tot bouwland gemaakt. De Weerribben en de Wieden raakten daardoor gescheiden. In 1992 kregen de Weerribben de status van nationaal park. De Wieden volgden in 2007. Het beheer van Nationaal Park Weerribben-Wieden, een van de belangrijkste moerasgebieden van Europa, is in handen van Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten. Het trekt alle mogelijke watervogels, zoals de purperreiger, de roerdomp, de karekiet, de rietzanger en de wielewaal. Onder de huidige beheerders vindt verdere vernatting plaats. De rietbouw is uitbesteed aan particuliere pachters. Voor de meesten is het een nevenverdienste.
Sinds 2002 zijn er in het natuurgebied weer otters te zien. De uitgezette dieren blijken er prima te gedijen. Ook voor reeën en vossen is de biotoop ideaal.