Ook dieren hebben hun gewoontes
Wie door het bos dwaalt, kan er allerlei dieren tegenkomen die daar ogenschijnlijk toevallig ook ronddwalen. Er rommelt een merel in het beukenblad, een wild zwijn komt tussen de sparren vandaan. Wat verderop steekt een ree over, en over een omgevallen dode beuk rennen de bosmuizen. Een zwarte specht steekt golvend een stukje kaalslag over.
Toch is dat allemaal minder toevallig dan het lijkt. Sinds ik een paar keer per week in hetzelfde bosgebied mijn vaste rondje maak, merk ik dat al die bosbewoners er een verrassend gestructureerd leventje op na houden. De merel rommelt bijna altijd op hetzelfde plekje in het beukenblad. Het wild zwijn komt steevast bij dezelfde sparren tevoorschijn. De reegeit steekt elke keer bij een grote eik het pad over en de bosmuizen die over de dode beuk rennen, zijn daar altijd te vinden. En zelfs de zwarte specht vliegt minder lukraak dan het lijkt. Elke avond steekt hij over van de ene bosrand naar de andere, meestal vanuit dezelfde boom, en altijd net voordat de zon ondergaat.
Iedere keer dat ik de dieren zie, zien zij mij. Ze horen bij mijn vaste rondje – en ik bij dat van hen. We raken vertrouwd met elkaar. Zij, de bosbewoners. En ik, de passant, die elke keer weer met ingehouden adem, op gezette tijden, hun leven doorkruist.