Burgers die politie helpen: de haken en ogen
Is het verstandig dat burgers de politie een handje helpen bij het oplossen van misdaad, bijvoorbeeld rond de vermissing van de 25-jarige Anne Faber? Ir. Arnout de Vries, gespecialiseerd in dit onderwerp, over de plussen en minnen van burgeropsporing.
Burgers die speuren naar Anne Faber en een kaartendeskundige die een scenario over haar fietsbewegingen op Facebook zet. De vermissing van de jonge vrouw uit Utrecht zet menigeen aan tot actie. Mensen willen de mysterieuze zaak ontrafelen. Googelend op hun zolderkamer. Spiedend tussen de struiken.
„Dat mensen in zo’n vermissingszaak meezoeken met de politie, is nauwelijks te voorkomen”, reageert ir. Arnout de Vries, gespecialiseerd in burgeropsporing. Hij is verbonden aan onderzoeksinstituut TNO, waar hij onderzoek doet op het terrein van maatschappelijke veiligheid en nieuwe media. „Burgers willen helpen. De meesten doen dat met de beste bedoelingen. En de politie kan veel baat hebben bij hun hulp.”
Rare bijbedoelingen
Toch kunnen er wel adders onder het gras schuilen als burgers hun diensten aanbieden. „Mensen kunnen rare bijbedoelingen hebben. Toen in 2013 de broertjes Julian van 7 en Ruben van 9 uit Zeist waren vermist, zocht ook een soort pedofielenclubje mee. Misschien vanuit goede intenties, maar menigeen fronste toch de wenkbrauwen. Mensen kunnen een slaatje slaan uit een vermissing, door bijvoorbeeld op internet geld in te zamelen voor een zoekactie, maar dat geld voor zichzelf houden. Of denk aan firma’s die na een misdrijf zelfverdedigingscursussen aanbieden. Dergelijke aanbiedingen worden toch vaak als onethisch gezien.”
Een ander risico van burgeropsporing is dat burgers het recht in eigen hand nemen, zet de TNO-deskundige uiteen. „Zoals wanneer mensen een vermeende pedofiel op het spoor komen en die te grazen nemen.” Zeker zo bedenkelijk is als mensen zo’n kennelijke misdadiger chanteren. „Kwaadwillenden proberen dan bijvoorbeeld online contact te maken met een bankier van wie ze vermoeden dat hij pedofiel is. Ze doen zich voor als jong meisje en proberen onzedelijke foto’s los te krijgen. Vervolgens eisen ze geld van de bankier. Gaat die daar niet op in, dan dreigen ze de beelden openbaar te maken.”
Kistje
Als goedwillende burgers de sterke arm willen helpen, is het zaak dat de politie zo’n burgeractie in goede banen leidt, benadrukt De Vries. „Neem de zoektocht naar Anne Faber. De politie moet mensen dan duidelijk maken dat een bos in linie, dus systematisch, moet worden uitgekamd. Toen in 2013 complete families op zoek wilden naar de vermiste broertjes Julian en Ruben, is een van de rechercheurs toch maar even op een kistje gaan staan om de helpers toe te spreken. „Weet u waar u aan begint? Beseft u dat u een kinderlichaampje in het bos kunt aantreffen?” Toen hebben sommige ouders toch maar wijselijk hun kinderen, die mee wilden helpen zoeken, naar oma gestuurd.”
Burgers moeten beseffen dat bij hun opsporingsacties voorzichtigheid geboden is, zegt De Vries. „Zo moeten ze oppassen om, onbedoeld, sporen uit te wissen. In een bos kunnen zich sporen van een verdachte of slachtoffer bevinden. Zoals bloed-, schoen- of bandensporen. Daar moeten burgers tijdens een zoektocht naar het slachtoffer niet overheen banjeren.”
Ook eigen en andermans veiligheid verdienen aandacht. „Burgers kunnen naïef te werk gaan. Ooit lag een vermist persoon vermoedelijk in een gracht. Een burger trok zijn duikpak aan en verdween onder water. Op de bodem trof hij een vat aan. Hij trok dat open; het bleek vol chemisch afval te zitten. Voor je het weet veroorzaak je dan een milieuramp.”
Doos
Tot op heden beschikt de politie nauwelijks over deugdelijk voorlichtingsmateriaal voor burgers die willen meehelpen met de opsporing, zegt De Vries. Samen met vertegenwoordigers van justitie en politie werkt de TNO’er aan een informatiepakket („met tips en trucs”) én een app die burgers op dit terrein meer zekerheid moeten bieden. „Noem het een handboek ”Eerste hulp bij opsporing”, een Zwitsers zakmes.” Medio volgend jaar moet dat pakket beschikbaar komen. Binnenkort wordt een pilot gestart.
Goed zou zijn als de politie burgers duidelijker voorschrijft hoe om te springen met bewijsmateriaal of opsporingsmethodieken, geeft de TNO’er aan. „Burgers moeten weten dat ze iets verdachts niet meteen moeten oprapen. Of dat het handig kan zijn om een schoenspoor in de achtertuin af te schermen met een doos, zodat regen het spoor niet zomaar kan wegspoelen. Een andere mogelijkheid is om het spoor te fotograferen met je smartphone.”
Spoedcursus
De politie kan dankbaar gebruik maken van buurt-WhatsAppgroepen, weet De Vries. „Nu gaat de recherche na een misdrijf vaak deur aan deur langs bij omwonenden. Maar de helft is vaak niet thuis. Dan kan het handig zijn dat de politie mensen achter een buurt-WhatsApp-groep inschakelt om zo snel meer informatie te krijgen over bijvoorbeeld een woninginbraak in de buurt. Daarbij is het wel zaak dat beheerders van zo’n WhatsApp-groep buurtgenoten de juiste vragen stellen. Daar zou de politie dus beheerders meer in moeten trainen. Een soort spoedcursus buurtonderzoek.”
Voor burgeropsporing op digitaal gebied bestaan er nauwelijks voorschriften, schetst De Vries. Hij neemt onderzoekscollectief Bellingcat als voorbeeld. Dat is een groep amateurs die via digitaal speurwerk op internet nauwkeurig in beeld bracht hoe (hoogstwaarschijnlijk) het transport verliep van de Buk-raket waarmee vlucht MH17 in 2014 is neergehaald. „In dat onderzoekscollectief zitten ook een paar Nederlandse jongens. Al kort na de ramp publiceerden ze op internet gevonden selfies van pro-Russische militairen die bij de Buk-raket poseerden. Op het moment van hun vondst moest het officiële, internationale justitieteam eigenlijk nog aan zijn opsporingswerk beginnen.
Maar kort na deze vondst van Bellingcat hebben de pro-Russische soldaten in allerijl hun selfies van internet gehaald. De vraag is of justitie er nog wel in zal slagen om wettig en overtuigend te bewijzen dat die selfies daadwerkelijk op internet hebben gestaan.”
Nodig is daarom dat burgers duidelijke voorschriften krijgen voor hoe ze op internet gevonden bewijsmateriaal ergens deugdelijk kunnen opslaan, benadrukt De Vries. „Burgers worden, zeker op internet, steeds meer de oren en ogen van de politie. Daarom is het zaak dat mensen belastend fotomateriaal goed veilig kunnen stellen, zodat dat later in de rechtszaal ook gebruikt kan worden.”
Drugsverslaafde
Duidelijke richtlijnen voor digitaal speurwerk naar gestolen spullen zijn er amper, constateert De Vries. „Mensen van wie de smartphone is gestolen, kunnen achterhalen waar dat toestel is. Vervolgens is de vraag: wie haalt die op? Mijn advies: schakel de politie in. Na aangifte van diefstal van een kostbaar horloge horen burgers nogal eens van de politie dat die geen tijd heeft om die zaak op te pakken. De gedupeerde krijgt dan min of meer het advies toegefluisterd om op Marktplaats te gaan zoeken. Ook dan is weer de vraag: stel dat de gedupeerde de dief traceert, wie gaat het horloge dan ophalen? Weer zeg ik: laat de politie dat doen. Breng je zelf niet onnodig in gevaar. Je kunt zomaar bijvoorbeeld een gevaarlijke drugsverslaafde tegen het lijf lopen.”
In de nesten
Bestaat het gevaar dat burgers die achter criminelen aan zitten zichzelf in de nesten werken? „Daar moeten mensen zeker op bedacht zijn. En de politie moet burgers daarop wijzen”, reageert De Vries. „Zeker in sommige stadswijken, waar jeugdbendes actief zijn, heerst onder burgers angst voor represailles. Je moet goed weten wat je bijvoorbeeld via de buurt-WhatsApp-groep deelt over een verdachte in de buurt. Zo’n verdachte kan via via achter je 06-nummer komen en je gaan bedreigen.”
In hun enthousiasme om een vermist persoon terug te krijgen, kunnen mensen brokken maken. „Per jaar worden 40.000 mensen vermist. Het overgrote deel van hen is na een dag weer terug. Familie moet oppassen om te snel foto’s van een vermiste op internet te plaatsen. Die beelden komen het web niet meer af. Iemand die na een dag weer opduikt, kan daar later in zijn leven veel last van krijgen. Denk aan vervelende vragen over je jeugd tijdens een sollicitatiegesprek.”
„Politie schakelt burgers te weinig in”
De politie neemt weliswaar af en toe burgers in de arm om de misdaad te bestrijden, maar ze zou veel vaker een beroep kunnen doen op hun kennis en kunde. Dat vindt dr. Nicolien Kop, lector criminaliteitsbeheersing en recherchekunde aan de Politieacademie. Ze schreef vorig jaar in het Tijdschrift voor de Politie een essay over de thematiek.
Zo zou de politie vaker een beroep kunnen doen op burgers die handig zijn met computers. Kop wijst op een project in Engeland en Wales waarbij vrijwilligers worden ingezet in de strijd tegen internetcriminaliteit. Ook kan de politie bijvoorbeeld gebruikmaken van de stichting Signi Zoekhonden in vermissingszaken, betoogt Kop.
Nuttig kan zijn dat de politie burgers actief oproept om mee te denken over een scenario rond een misdrijf, schrijft Kop. Een voorbeeld daarvan is de zogenaamde Jumbozaak in 2015. De Groningse politie deelde informatie uit een opsporingsonderzoek met burgers, in de hoop zo de afpersers van de supermarktketen te pakken. De afpersers werden opgespoord.
Burgers op speurderspad
Burgers helpen de politie meer dan eens een misdrijf op te lossen. Drie voorbeelden.
In oktober 2016 probeert een 28-jarige Somalische man in Hoorn een vrouw te verkrachten. Hij steelt haar telefoon. De vrouw weet via een digitale opsporingstechniek het toestel én de man te traceren. De rechtbank in Alkmaar veroordeelt de Somaliër in juni tot een celstraf van anderhalfjaar, waarvan een halfjaar voorwaardelijk.
Op zondag 4 juni 2017 zoeken tal van Bunschotenaren naar de vermiste Savannah. Het lichaam van het 14-jarige meisje wordt op een industrieterrein in het dorp gevonden, al is dat niet direct het resultaat van de door burgers georganiseerde speurtocht. Ze is slachtoffer van een misdrijf.
In Amsterdam schoppen en slaan twee jongens in maart 2017 een meisje dat op de grond ligt. Een omstander filmt de mishandeling en zet de beelden op Facebook. De jongens melden zich daarop bij de politie.